Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>Tiberghien - Litigation

Toon items op tag: Litigation

Hoe belast België de buitenlandse goederen van zijn onderdanen op het vlak van schenkings- en successierechten1?

Voor wat betreft de successierechten, belast België in principe het wereldwijde vermogen van een overleden Belgisch rijksinwoner.

Teneinde situaties van dubbele belasting in de successierechten te voorkomen, heeft België slechts twee internationale verdragen afgesloten, één met Frankrijk en één met Zweden.

Ongeacht het al dan niet bestaan van een belastingverdrag inzake successierechten, staan de drie gewesten van ons land toe dat er in beperkte mate een verrekening gebeurt van buitenlandse successierechten. Wanneer namelijk de nalatenschap van een rijksinwoner  buitenlands onroerend goed bevat dat aanleiding geeft tot heffing van successierecht in het land van de ligging van dat onroerend goed, dan zullen de in België opvorderbare successierechten verminderd worden met het bedrag van de in het buitenland geheven belasting.

Om deze vermindering te bekomen, heeft men twee bewijsstukken nodig: een gedateerd betalingsbewijs van de in het buitenland betaalde rechten alsmede een door de bevoegde buitenlandse autoriteit voor eensluidend verklaard afschrift van de aangifte die zij hebben ontvangen en hun berekening van de buitenlandse belasting. Deze bewijsstukken dienen voorgelegd te worden aan het bevoegde personeelslid van de fiscale administratie bij wie de aangifte van nalatenschap wordt ingediend vóór het verstrijken van de betaaldag van de in België verschuldigde rechten. Indien deze bewijsstukken niet tijdig beschikbaar zijn, kunnen de Belgische successierechten worden teruggevorderd binnen de twee jaar na de betaling ervan.

Deze vermindering, voorzien door de Belgische interne wetgeving, wordt alleen toegekend voor (rechtstreeks) aangehouden buitenlandse onroerende goederen en niet voor buitenlandse roerende goederen, zoals bijvoorbeeld aandelen in buitenlandse vastgoedvennootschappen. Bij gebreke aan een belastingverdrag inzake successierechten kunnen deze activa dus aan een dubbele belasting worden onderworpen. Is dit niet discriminerend? Deze vraag werd bevestigend beantwoord in een arrest dat het Grondwettelijk Hof op 3 juni heeft gewezen (nr. 2021/080) naar aanleiding van een prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Cassatie. Het Grondwettelijk Hof is inderdaad van oordeel dat het discriminerend is dat de in België verschuldigde successierechten niet kunnen worden verminderd met het bedrag van de buitenlandse successierechten geheven op eventuele buitenlandse roerende goederen.

Vraag is hoe de regionale wetgevers zullen reageren op voormelde rechtspraak. Intussen zullen erfgenamen die zich in een dergelijke situatie van dubbele taxatie bevinden argumenten kunnen putten uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof.

Ook op het vlak van schenkingsrechten, moet een onderscheid worden gemaakt tussen buitenlandse onroerende goederen en buitenlandse roerende goederen die worden aangehouden door Belgische rijksinwoners.

  • Met betrekking tot een buitenlands onroerend goed, zal de schenking ervan voor de notaris van de ligging van het goed, in België geen aanleiding geven tot het heffen van schenkingsrechten, noch van successierechten, zelfs in geval van overlijden van de schenker binnen een termijn van 3 jaar na de schenking;
  • In geval van schenking van buitenlandse roerende goederen voor een Belgische of buitenlandse notaris (zoals aandelen van een buitenlandse vastgoedvennootschap of liquiditeiten die zich op een buitenlandse bankrekening bevinden), zullen Belgische schenkingsrechten verschuldigd zijn. Sinds 15 december 2020 is het immers verplicht om ook schenkingsakten verleden voor buitenlandse notarissen, in België te registreren, hetgeen aanleiding geeft tot de heffing van Belgische schenkingsrechten (tarief van 3% of 3,3% in rechte lijn naargelang het gewest).

Indien de staat van ligging van deze roerende goederen deze schenking ook zou belasten, bestaat het risico van dubbele belasting. België heeft geen verdrag gesloten ter voorkoming van dubbele belasting met betrekking tot schenkingsrechten en het Belgische interne recht voorziet op vandaag niet in een "belastingkrediet" om een dergelijke situatie te verhelpen.

Wij kunnen de gewestelijke wetgevers dan ook alleen maar aanmoedigen om hun regelgeving in overeenstemming te brengen met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof inzake successierechten en, bij analogie, inzake schenkingsrechten.

Alain Van Geel - Partner (alain.vangeel@tiberghien.com)

Emilie Van Goidsenhoven - Partner (emilie.vangoidsenhoven@tiberghien.com)

Elisabeth De Nolf - Senior Associate (elisabeth.denolf@tiberghien.com)

Olivia Herbert - Associate (olivia.herbert@tiberghien.com)


 1“schenkbelasting” en “erfbelasting” genoemd in het Vlaamse Gewest

Gepubliceerd in News

In een recente nieuwsbrief werd al gemeld dat de Fiscus zich neerlegt bij het arrest van het Hof van Cassatie van 15 oktober 2020 waarin voor de tweede maal bevestigd wordt dat een Belgische inwoner-particulier op basis van het Belgisch – Frans dubbelbelastingverdrag recht heeft op de verrekening van een forfaitair belastingkrediet van 15 % van het netto-dividend ‘aan de Belgische grens’.

Voor cijfervoorbeelden, waarbij vastgesteld kan worden dat het bedrag van dat krediet verschillend kan zijn naargelang de Franse bronheffing die werd ingehouden, verwijzen wij naar onze eerdere nieuwsbrieven hierover.

Aansluitend op de “berusting” in het cassatie-arrest, heeft de Centrale administratie nu een circulaire gepubliceerd in de vorm van een FAQ (Frequently Asked Questions), die de Belgische particulier wegwijs moet maken in de manier van recuperatie van het FBB (Circulaire 2021/C/49 - FAQ van 28 mei 2021 betreffende het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting (FBB) en dividenden van Franse oorsprong)

Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de kalenderjaren waarin dit Franse dividend geïnd werd.

1. Verhaalmogelijkheden per kalenderjaar

Wij trachten hierna de regels die de Administratie voorstelt, per kalenderjaar samen te vatten.

1.1. Franse dividenden ontvangen in het kalenderjaar 2020

De fiscus stelt eenzelfde manier voor van recuperatie van FBB zowel voor Franse dividenden die eerst in het buitenland geïnd werden en die verplicht aangegeven moeten worden in de aangifte personenbelasting, als voor Franse dividenden die rechtstreeks op een Belgische bankrekening gestort werden en waarop bevrijdende roerende voorheffing werd ingehouden.

Voor beide gevallen stelt de administratie voor om de Franse dividenden “aan te geven in de passende rubrieken van het vak VII (inkomsten van kapitalen en roerende goederen) van de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaar 2021), en niet na te laten om ook rubriek F in te vullen (inkomsten waarop een bijzonder aanslagstelsel van toepassing is)”.

De circulaire preciseert echter niet onder welke code(s) van vak VII de dividenden gemeld moeten worden zodat het raadzaam is waakzaam te zijn voor een correcte aangifte om enige discussie hierover te vermijden. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende codes naargelang roerende voorheffing werd ingehouden of niet, en – indien ingehouden – aan welk tarief er werd ingehouden.

1.2. Franse dividenden ontvangen in kalenderjaar 2019

Indien de dividenden in het buitenland geïnd werden en vervolgens verplicht aangegeven werden en er geen verrekening plaatsvond in het betreffende aanslagbiljet, dan kan er een bezwaar ingediend worden binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzendingsdatum van het aanslagbiljet dat betrekking heeft op de aanslag die de belasting van de dividenden omvat.

Indien de dividenden rechtstreeks op een Belgische rekening werden gestort met inhouding van Belgische RV en niet gemeld werden in de aangifte PB – aanslagjaar 2020, dan zou het FBB nog verrekend kunnen worden indien de dividenden vooralsnog in een aanslag opgenomen worden. In de circulaire wordt het voorbeeld van een wijziging van aangifte vermeld.

Naar onze mening kan hier ook nog een rechtzetting gebeuren door een bezwaar in te dienen tegen het eerder ontvangen aanslagbiljet wegens een vergissing in rechte.

Mocht de bezwaartermijn van 6 maanden en 3 dagen reeds verstreken zijn, dan kan geopteerd worden voor ofwel een ontheffing van ambtswege (artikel 376 WIB 92), ofwel een aanvraag tot terugbetaling in te dienen tegen de ingehouden RV (artikel 368 WIB 92) naargelang de concrete situatie.

1.2.1. Ambtshalve ontheffing (art. 376 WIB 92)

De adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar verleent ambtshalve ontheffing van de overbelastingen die voortvloeien uit materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsmede van die welke zouden blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen.

Een ambtshalve ontheffing kan gevraagd worden tot vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd.  De terugvordering kan dus teruggaan tot inkomstenjaar 2015 in de veronderstelling dat de dividenden dan in 2016 werden aangegeven via de aangifte inzake personenbelasting en de aanslag gevestigd werd in 2017.

In de nieuwe circulaire wordt gemeld dat deze ambtshalve ontheffing niet mogelijk is voor de verrekening van het FBB omdat:

  • er geen sprake kan zijn van dubbele belasting die respectievelijk werd geheven in België en in Frankrijk, en
  • de uitspraak van het Hof van Cassatie geen nieuw feit is.

Wij menen dat dit standpunt van de administratie voor discussie vatbaar is en dat er toch argumenten ingeroepen kunnen worden om de FBB-verrekening toe te kunnen passen.

Zo kan men bv. in eerste instantie erop wijzen dat zowel het antwoord van de minister van Financiën op de parlementaire vraag nr° 123 van 30 november 2020 van de heer Leysen (Vr. en Antw. Kamer 2020-2021, 27 januari 2021, nr.B0036, 201, vraag nr.123) als de circulaire (2021/C/49 – FAQ) van 28 mei 2021 ingeroepen kunnen worden als nieuwe feiten.

Wat de eventuele dubbele belasting als argument betreft, stelt de administratie dat er geen sprake kan zijn van dubbele heffing omdat het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag beide staten uitdrukkelijk machtigt om belasting te heffen over deze dividenden. Niettemin kan hiertegen ingeroepen worden dat er toch nog dubbele belasting is in de mate dat er geen FBB-verrekening gebeurde zoals voorzien wordt in dat dubbelbelastingverdrag.

Het standpunt van de belastingautoriteiten is verbazingwekkend daar het ontbreken van een verrekening van het FBB reeds door enkele rechterlijke instanties werd beschouwd als een dubbele heffing die recht geeft op een ambtshalve ontheffing.

1.2.2. Aanvraag tot terugbetaling van ingehouden RV

De circulaire spreekt met geen woord over de mogelijkheid om het FBB te recupereren door middel van een aanvraag tot terugbetaling van ingehouden RV met een terugvraagtermijn van 5 jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar waarin de roerende voorheffing gestort is geweest.

Bijgevolg kan een aanvraag tot terugbetaling worden ingediend voor dividenden verkregen sinds 1 januari 2017.

Deze mogelijkheid tot terugbetaling van de teveel ingehouden roerende voorheffing werd bovendien tot tweemaal toe bevestigd door het Hof van Beroep van Gent in het voordeel van de belastingplichtige. Het betreft meer in het bijzonder de arresten van 15 december 2020 en 21 april 2021.

Het feit dat het Belgisch intern recht geen verrekening van FBB voorziet ingeval van toepassing van bevrijdende roerende voorheffing (art. 313 WIB92), zo oordeelt het hof, is namelijk van ondergeschikt belang en kan geen afbreuk doen aan de lezing die aan artikel 19, A1, 2e lid van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag gegeven moet worden, te weten een autonoom recht op verrekening van FBB ongeacht de eventuele beperkingen van Belgisch recht.

Gelet op deze positieve rechtspraak van het Gentse Hof van Beroep, menen wij dat de belastingplichtige zijn rechten kan vrijwaren door de FBB-verrekening te vragen in een aanvraag tot terugbetaling van de inhouding van RV, althans voor zover de andere oplossingen niet meer mogelijk zijn wegens het verstrijken van de aangifte- en/of bezwaartermijn tegen het persoonlijk aanslagbiljet.

1.3. Franse dividenden ontvangen in kalenderjaar 2018 en vroeger

Vermits er waarschijnlijk al meer dan 6 maanden en 3 dagen verlopen zijn sinds de verzending van het aanslagbiljet personenbelasting naar de betrokken belastingplichtige, kan de verrekening enkel nog maar gevraagd worden binnen de langere termijnen van een ambtshalve ontheffing of die van een aanvraag tot terugbetaling van de ingehouden RV.

2. Enkele algemene opmerkingen

2.1. Netto-bedrag voor berekening FBB

In de circulaire wordt bevestigd dat bij toepassing van het nieuwe tarief van Franse bronheffing van 12,8 %, het FBB van 15% berekend wordt op het saldo van 87,2 EUR (in de veronderstelling dat het bruto uitgekeerd dividend 100 is). Op dit bedrag wordt Belgische belasting van 30 % (hetzij 26,16) berekend, waarmee 13,08 FBB verrekend kan worden. Na verrekening van het FBB zal een Belgische particulier bijgevolg 74,12 overhouden. Hierdoor kan men uiteindelijk meer netto overhouden van een Frans dividend dan bijvoorbeeld bij een louter Belgisch dividend (waar het netto 70 is).

2.2. Impact aanvraag vrijstelling van personenbelasting

In de circulaire wordt ook een standpunt ingenomen ten aanzien van de verrekening van het FBB voor dividenden die eveneens onder een andere code aangegeven worden om te genieten van een vrijstelling van personenbelasting (voor een maximumbedrag van 800,00 euro). De FBB-verrekening kan volgens de administratie slechts gebeuren voor dividenden van Franse oorsprong die effectief belast werden (worden) in België. In de mate dat het dividend werd aangegeven voor deze specifieke vrijstelling van personenbelasting, verliest men het recht op FBB.

2.3. Geen automatische rechtzetting andersluidende beslissingen in verleden

Voor dossiers van belastingplichtigen waaromtrent in het verleden reeds een negatieve beslissing genomen werd in een procedure van bezwaar bij de administratie, zal er geen automatische rechtzetting gebeuren op basis van de nieuwe cassatierechtspraak. Zolang de termijn niet is verstreken, kan wel nog een verzoekschrift worden neergelegd bij de rechtbank van eerste aanleg om de situatie recht te zetten.

Vincent Vercauteren - Partner (vincent.vercauteren@tiberghien.com)

Griet Vanden Abeele - Partner (griet.vandenabeele@tiberghien.com)

Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)

Yannick Cools - Associate (yannick.cools@tiberghien.com)

Gepubliceerd in News

De Franse fiscus heeft de laatste weken en maanden diverse Belgische aandeelhouders (zowel natuurlijke personen als vennootschappen) in gebreke gesteld om alsnog een aangifte in te dienen met betrekking tot meerwaarden op aandelen in een zogenaamde société à prépondérance immobilière, die zij in het verleden (vanaf 2017) realiseerden. Zij meent immers dat zij op grond van het dubbelbelastingverdrag afgesloten tussen België en Frankrijk heffingsbevoegdheid heeft over deze meerwaarden. Eén en ander belooft een zware en onverwachte financiële dobber te worden.

Gepubliceerd in News

Koen Van Duyse bespreekt in zijn columns voor het magazine Trends actuele fiscale onderwerpen met een kritische pen. 

 

'Er wordt veel gesproken over een nakende belastinghervorming. Een verlies erkennen, dat zou pas een hervorming zijn. En daarvoor is geen zware studieronde of nieuwe wetgeving vereist. Als de overheid verklaart dat zij af wil van het traditionele conflictmodel tussen fiscus en belastingplichtige en plaats wil maken voor een consensusmodel, dan zal zij uit een ander vaatje moeten tappen.' Dat zegt Koen Van Duyse, partner bij Tiberghien Advocaten.

UCL-professor Jogchum Vrielink tweette in 2019 naar aanleiding van een vonnis in het hoofddoekendebat verontwaardigd: "Hoe schandalig deloyaal kan procesgedrag worden, als het zo manifest duidelijk is wat men werkelijk moet doen?" In de fiscale praktijk is dat niet ongewoon en voor de buitenlandse aanvullende pensioenen is het zelfs schering en inslag. En het gaat van kwaad naar erger.

We moeten terug naar de periode vóór 2004. Alles wat een werknemer krijgt van de werkgever in ruil voor arbeid, is een belastbare bezoldiging. Dus ook de pensioenbijdragen die een werkgever voor zijn werknemer betaalt. De wet op de aanvullende pensioenen heeft dat in 2004 veranderd. Voortaan zouden die bijdragen vrijgesteld zijn van belasting. Maar het verleden blijft natuurlijk wat het was, dat kan niet worden teruggedraaid. Bijdragen van vóór 2004 waren dus belastbaar, ook voor wie toen in het buitenland werkte en er belast werd.
 

Fiscaal betekende dit dat de bijdrage niet langer een werkgeversbijdrage was, maar een persoonlijke bijdrage betaald met privégeld ná belasting. Het principe van de communicerende vaten houdt in dat als iets wordt opgebouwd zonder fiscaal voordeel, de uitkering belastingvrij is. Concreet, het aanvullend pensioen opgebouwd in het buitenland vóór 2004 heeft geen fiscaal voordeel genoten in België en moet dus nu in België vrijgesteld worden van belastingen.

Het Hof van Cassatie heeft dit voor het eerst in 2002 met zoveel woorden bevestigd. Een loyale overheid zou dan de gevolgen moeten aanvaarden. Niet hier natuurlijk. Bijna twintig jaar later zijn er nagenoeg iedere week nog rechterlijke uitspraken nodig om dit af te dwingen, op kosten van al die belastingplichtigen. Hallucinant, ook de wijze waarop.

De fiscus weert zich als een duivel in een wijwatervat met argumenten die zelfs volgens zijn ambtenaren geen steek houden. Ambtenaren verklaren in de wandelgangen van het justitiepaleis dat de belastingplichtigen gelijk hebben, maar dat ze moeten blijven procederen in opdracht van hun hiërarchische overste. Moedige ambtenaren verklaren dat zelfs publiek voor de rechter in hun pleidooi. Het Hof van Cassatie en de advocaat-generaal hebben ondertussen al vier keer de fiscus moeten terechtwijzen, maar dat brengt nog altijd geen zoden aan de dijk.
 
De jongste maanden gaat de overheid nog twee stappen verder. Vorig jaar riep de minister van Financiën voor het hof van beroep van Gent in dat zijn eigen wet de grondwet schendt en dat het Grondwettelijk Hof dat zou moeten bevestigen. Het is ver gekomen, de wetgever die zelf zegt dat hij niet goed heeft gewerkt. Het hof heeft terecht de overheid wandelen gestuurd. En wat is de reactie van de minister? We gaan datzelfde argument nog eens opwerpen, maar dan nu voor het hof van beroep van Antwerpen, wie weet. Schande. 
 

Geruchten doen de ronde dat men ook overweegt om met een interpretatieve wet de geschiedenis te herschrijven. Het is een raadsel hoe men dat gaat doen, hoe men een wet van 2004 met terugwerkende kracht gaat interpreteren om te zeggen dat het vóór 2004 anders was. Dat is de rechtsstaat onwaardig. De mijnwerkers kregen geen interpretatieve wet om een manifeste berekeningsfout van de overheid over hun pensioenen te corrigeren. Maar als de overheid te weinig belastingen int, komt een interpretatieve wet vlotjes aan bod.

Er wordt veel gesproken over een nakende belastinghervorming. Een verlies erkennen, dat zou pas een hervorming zijn. En daarvoor is geen zware studieronde of nieuwe wetgeving vereist. Als de overheid verklaart dat zij af wil van het traditionele conflictmodel tussen fiscus en belastingplichtige en plaats wil maken voor een consensusmodel, dan zal zij uit een ander vaatje moeten tappen.
 

Dit artikel verscheen op 01/06/2021 voor Trends Money Talk. U kan het bronbestand hier raadplegen.

Gepubliceerd in Publications

Middels decreet van 2 april 2021 houdende diverse technische wijzingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit1  werd een reeks technische en inhoudelijke aanpassingen aangebracht aan de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF), waaronder de forse verhoging van de strafrechtelijke geldboeten. Vooreerst werden de wettelijk voorziene maximumgeldboeten aangepast aan de geldboetes die gelden in de andere gewesten. Concreet impliceert dit dat alle maximumboeten van 125.000 euro of 12.500 euro opgetrokken werden tot 500.000 euro.

Gepubliceerd in News

:: UPDATE - 09/06/2021 :: 

Het Hof van Cassatie heeft zich inmiddels tweemaal uitgesproken over de verrekening van een minimaal belastingkrediet voor dividenden van Franse oorsprong (Cass. 16 juni 2017 en 15 oktober 2020). Deze arresten en de problematiek dienaangaande werden reeds uitgebreid besproken in onze eerdere nieuwsbrieven.  Klik hier voor onze nieuwsbrief van 27 november 2020 en hier voor deze van 16 januari 2020.

Tot voor kort weigerde de belastingadministratie standvastig om zich te schikken naar de visie van het Hof. Inmiddels bevestigde de minister van Financiën in een antwoord op een parlementaire vraag dd. 27 januari 2021, dat de Administratie zich neerlegt bij de rechtspraak van het Hof, waarbij particuliere beleggers zich aldus zullen kunnen beroepen op de verrekening van het FBB over de belasting die wordt geheven op dividenden van Franse oorsprong. De minister bevestigde hierbij uitdrukkelijk dat de aangifte in de personenbelasting in het vak VII – inkomsten van kapitalen en roerende goederen, een rubriek F zal bevatten waarin specifiek de inkomsten worden vermeld waarop een bijzonder aanslagstelsel van toepassing is, bijvoorbeeld overeenkomstig specifieke bepalingen als voorzien in bepaalde internationale verdragen.

In de praktijk blijkt echter dat Adviseurs-Generaal in bepaalde gevallen voet bij stuk houden en de verrekening van het FBB weigeren, omdat zij van oordeel zijn dat de verrekening van het FBB niet kan worden toegestaan indien er toepassing wordt gemaakt van de bevrijdende roerende voorheffing (en waarin de Franse dividenden aldus niet op het aangifteformulier van de personenbelasting zijn vermeld). De minister van Financiën heeft zich echter niet expliciet uitgesproken over deze gevallen.

Deze weigering werd recent verworpen door het Hof van Beroep te Gent.

Inmiddels vernamen wij dat de Belgische Staat, voor een derde maal weliswaar, voornemens is om een cassatievoorziening in te stellen inzake deze problematiek. Wij vermoeden hierbij dat de voorziening zal worden toegespitst op toepassing van het FBB in gevallen waar er sprake is van bevrijdende roerende voorheffing.

Belastingplichtigen die met dit probleem worden geconfronteerd, kunnen het FBB voor Franse dividenden die zij in 2020 ontvangen hebben, laten verrekenen via hun aangifte PB voor aanslagjaar 2021.  Voor de dividenden ontvangen in 2019, kunnen zij de toepassing van het FBB nog vragen via een bezwaarschrift, althans indien de bezwaartermijn daarvoor nog niet verstreken is.  Voor de dividenden ontvangen voor het jaar 2019, kan getracht worden om het FBB nog te verkrijgen via een ambtshalve ontheffing, ofschoon de kans groot is dat de fiscus deze vraag zal verwerpen op grond van het feit dat het arrest van het Hof van Cassatie voor hem geen nieuw feit uitmaakt en er volgens hem ook geen sprake is van dubbele heffing.

Hiervoor zal een gerechtelijke procedure overwogen moeten worden.

Voor verdere informatie, lees ook het vervolgartikel over de recent gepubliceerde administratieve circulaire over de terugvorderingsmogelijkheden, alsook het artikel hierover op Investment Officer.

Voor verdere vragen, kan u zich richten tot de auteurs van deze publicatie.

Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)

Olja Rudic - Associate (olja.rudic@tiberghien.com)

 

Gepubliceerd in News

De Belgische fiscale Administratie deelt de laatste tijd in haar correspondentie aan belastingplichtigen mee dat een antwoordformulier, zoals bijvoorbeeld een antwoord op vraag om inlichtingen of een bericht van wijziging, uitsluitend per brief of via het digitaal platform MyMinfin kan worden ingediend. In deze correspondentie bevestigt de Administratie uitdrukkelijk dat antwoorden via e-mail niet langer aanvaard zullen worden. In een reactie op het beantwoorden van een vraag om inlichtingen per e-mail, deelde de Administratie mee dat de GDPR-wetgeving (General Data Protection Regulation) er aan in de weg zou staan dat belastingplichtigen persoonlijke gegevens via e-mail aan de fiscus overmaken. Deze problematiek werpt echter heel wat vragen op.

(*naar Oblomov, het hoofdpersonage van de gelijkluidende roman van Ivan Gontsjarov, die worstelde met een levensverwoestende fobie voor post.)

Bestaat er een wettelijke verplichting om briefwisseling van de Administratie uitsluitend te beantwoorden per brief dan wel via MyMinfin?

Er bestaat géén wettelijke verplichting om briefwisseling van de Administratie uitsluitend te beantwoorden per brief dan wel via MyMinfin. De fiscale wetgeving schrijft enkel voor dat correspondentie schriftelijk dient te gebeuren, maar specifieert geenszins op welke wijze dit verplichtend zou zijn. 

Op 21 januari 2021 werd evenwel een wetsontwerp goedgekeurd inzake de “dematerialisatie van de relaties tussen de FOD Financiën, de burgers, rechtspersonen en bepaalde derden en tot wijziging van diverse fiscale wetboeken en wetten” (Parl. St. Kamer 2020-21, nr. 55-1697/0041). Met deze wetswijziging beoogt de wetgever een paperless Administratie in te voeren, waarbij de correspondentie met de FOD Financiën uitsluitend via een beveiligd elektronisch platform zou plaatsvinden (de zgn. eBox). De inwerkingtreding van deze eBox is voorzien vanaf 1 januari 2025. Hoewel het wetsontwerp voorschrijft dat de Koning de bevoegdheid wordt verleend om in een gefaseerde inwerkingtreding te voorzien, is dit op heden geenszins het geval. Bovendien kunnen momenteel berichten in de eBox uitsluitend worden ingezien en kan er niet worden gereageerd op briefwisseling vanwege de FOD (cf. mededeling op www.myebox.be).

De mededeling vanwege de Administratie dat briefwisseling per e-mail niet meer wordt aanvaard is daarom mogelijks louter een interne instructie, weliswaar zonder wettelijke grondslag, van bepaalde administratieve diensten.

Wat met de GDPR-wetgeving?

De FOD Financiën werd zeer recent, t.w. op 23 december 2020, door de Geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) berispt met betrekking tot het gebruik van het Fisconetplus-platform. Dit platform werd ontwikkeld via een digitale tool, beheerd door Microsoft. Gebruikers moesten daarom verplicht een Microsoftaccount aanmaken teneinde toegang te verkrijgen tot Fisconetplus, waarbij ze ervoor konden opteren om zich aan te melden via een anoniem Microsoftaccount. De GBA stelde te meer vast dat de FOD Financiën inbreuken pleegde op haar transparantieplicht en eerlijkheid, door haar gebruikers te verzekeren dat er geen gegevens verwerkt werden in de anonieme accounts terwijl dat wel degelijk het geval was.

Bovenvermelde berisping heeft mogelijks een grotere alertheid teweeggebracht bij de FOD Financiën aangaande het gebruik en de verwerking van persoonsgegevens van haar gebruikers. De GDPR-wetgeving belet echter niet dat belastingplichtigen uit eigen beweging e-mails met persoonsgegevens versturen naar belastingambtenaren.

Praktische problemen

De praktijk leert dat niet iedereen toegang heeft tot digitale platformen, zoals bijvoorbeeld MyMinfin. Niet alleen denken we hierbij aan de digitale generatiekloof, maar ook aan volmachthouders van belastingplichtigen zoals bijvoorbeeld accountants, advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, curatoren, financiële instellingen, … Aangezien inloggen op MyMinfin doorgaans gebeurt met de elektronische identiteitskaart van de belastingplichtige zelf, hebben volmachthouders hier niet zonder meer toegang toe namens belastingplichtigen.

De werking van het MyMinfin platform blijkt daarnaast in de praktijk omslachtig. In eerste instantie dient een volmachthouder een afzonderlijk mandaat te verkrijgen om belastingaangiftes elektronisch via Tax-on-web in te dienen. Daarnaast moet de volmachthouder ook worden gemandateerd teneinde toegang te verkrijgen tot documenten en de diensten gelinkt aan het fiscaal dossier van belastingplichtigen (bv. fiscale fiches, kadastrale gegevens, details voorafbetalingen, CRS en FATCA inlichtingen, etc.). De volmachthouder dient bovendien in het bezit te zijn van afzonderlijke volmachten voor dezelfde belastingplichtige zoals bijvoorbeeld inzake de personenbelasting, dan wel de vennootschapsbelasting, of nog inzake btw. Ook het opladen van bestanden op het platform blijkt in de praktijk geen sinecure, daar alle bestanden moeten worden samengevoegd en een specifieke benaming moeten krijgen.

In tijden van de coronapandemie is de verzending per post dan weer ongerieflijk. Als MyMinfin in dat geval als enige alternatief fungeert, dan wordt briefwisseling met de Administratie aanzienlijk beperkt, minstens voor bepaalde groepen van de bevolking.

Advocaten dienen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld accountants, in hun correspondentie met de fiscale administratie geen volmacht/mandaat aan te tonen. Dit wordt bevestigd door de fiscale Administratie in haar Commentaren.  Wanneer een advocaat in naam en voor rekening van een belastingplichtige een bezwaarschrift indient, moet er worden aangenomen dat er werkelijk een mandaat werd verleend (Nummer 366/9).

Kan ik nog een ontvankelijk bezwaarschrift indienen tegen een aanslag via e-mail?

 De mededeling van de Administratie verwijst uitsluitend naar “antwoordformulieren”, waardoor bezwaarschriften hier niet onder zouden vallen. Een bezwaarschrift is immers geen “antwoord” sensu stricto, maar een betwisting van een gevestigde aanslag. Op heden bestaat hier geen duidelijkheid over.

Wat als het systeem hapert op het ogenblik dat een vervaltermijn dreigt te verstrijken?

Tot slot rest er nog de vraag wat de opties zijn voor een belastingplichtige indien MyMinfin hapert en een vervaltermijn dreigt te verstrijken.

Deze week nog waren de platformen zoals MyMinfin en Tax-on-web enkele uren buiten werking na een ongeziene cyberaanval. Bij deze aanval werden alle instellingen die op het Belnet-netwerk zijn aangesloten getroffen, waaronder overheidsdiensten, universiteiten en onderzoeksinstellingen.

Wanneer een vervaltermijn dreigt te verstrijken, dan is bovendien een verzending per post geen optie meer. Indien correspondentie per e-mail ook in dat geval wordt uitgesloten, worden de mogelijkheden van belastingplichtigen aanzienlijk ingeperkt.

Voor meer informatie kan u ons steeds contacteren.

Céline Van houte - Counsel (celine.vanhoute@tiberghien.com)

Olja Rudic - Associate (olja.rudic@tiberghien.com)

Gepubliceerd in News

Zijn de kosten die een vennootschap maakt voor haar onroerend goed aftrekbaar als beroepskosten in de zin van artikel 49 WIB92? Betwistingen over de al dan niet aftrekbaarheid van deze kosten zijn alomtegenwoordig – zowel in de administratieve fase als in de gerechtelijke fase trekken talrijke belastingplichtigen ten strijde tegen de fiscale administratie. Vermeldenswaardig is hierbij een arrest dd. 5 januari 2021 van het Hof van Beroep te Antwerpen (A.R. 2019/AR/1092).

Het Hof van Beroep te Antwerpen diende zich uit te spreken in een zaak m.b.t. de aanvaarding/verwerping van verschillende kosten van een woning in een vennootschap op basis van artikel 49 WIB92: zijn deze kosten gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden?

Concreet betaalde de bestuurder via rekening-courant een jaarlijkse huurvergoeding van ong. 70.000,00 EUR (o.b.v. de forfaitaire waardering VAA voor de kosteloze terbeschikkingstelling van een woning) voor het privégebruik (85%) van een woning die de vennootschap van de bestuurder destijds (in 1997) in volle eigendom had aangekocht. De vennootschap was aldus volle eigenaar van de woning die voor 85% ter beschikking werd gesteld aan de bestuurder en voor 15 % beroepsmatig werd gebruikt. Dit % privé-/beroepsgebruik werd niet betwist door de fiscale administratie.  

Vooreerst oordeelt het Hof van Beroep te Antwerpen dat het gegeven dat de afschrijvingen op de kosten van aankoop van de woning (in 1997) en eerdere renovatiewerken in aftrek werden aanvaard, irrelevant is voor de beoordeling van de aftrek van andere latere welbepaalde investeringskosten die werden gedaan (concreet had de betwisting betrekking op de aanslagjaren 2014 en 2015).

Wat betreft de aanvaarding van deze verschillende latere investeringen in de vennootschap oordeelde het Hof van Beroep als volgt:

  • Het enkele feit dat de vennootschap volle eigenaar is van de woning, en dat de bestuurder een jaarlijkse huurvergoeding betaalt voor het privégebruik (85%), volstaat niet om te besluiten dat zonder meer alle kosten en investeringen m.b.t. de woning aftrekbaar zijn cf. artikel 49 WIB92.
  • Een recent aanvaarde piste in de rechtspraak, nl. die van de meerwaardecreatie die een vennootschap op termijn kan boeken bij de toekomstige verkoop van het onroerend goed, wordt eveneens door het Hof geweigerd, aangezien die meerwaarde louter hypothetisch is.
  • Daarnaast beoordeelde het Hof de verschillende soorten kosten die de vennootschap had gemaakt, als volgt:
  • Investeringen die uitsluitend de persoonlijke belangen van de bestuurder ten goede komen (vb. afdekking zwembad, renovatie badkamers en fitnessruimte), komen niet voor aftrekbare afschrijving in aanmerking.
  • Voor werken die ook het privé-gedeelte ten goede kwamen zonder dat die werken invloed hebben op de omvang van de huurvergoeding (vb. aanpassing alarmsysteem, plaatsen van buitenverlichting, cameranetwerk, en videofoonsysteem), worden de kosten aanvaard ten belope van het beroepsgedeelte (aldus 15%).
  • Voor werken die structureel van aard zijn (vb. funderings- en dakwerken), worden de kosten ook maar aanvaard ten belope van het beroepsgedeelte (15%).

Bovenstaande rechtspraak toont aan belastingplichtige steeds dient na te gaan bij het uitvoeren van bepaalde (investerings)werken m.b.t. een woning in een vennootschap of deze kosten aanvaardbaar zijn als aftrekbare beroepskosten in de zin van artikel 49 WIB92 (in de ruimere zin: of de BTW op deze kosten/investeringen in aanmerking komen voor BTW-aftrek). Volgens het Hof is het niet omdat de fiscale administratie in het verleden bepaalde kosten heeft aanvaard (volgens een bepaald %) dat dit een vrijgeleide is voor de latere kosten die nog zullen worden gemaakt – zij het minstens een vertrouwen zou moeten wekken ten aanzien van de administratie als het gaat om gelijkaardige kosten/investeringen.

Bijzonder is wel dat deze kosten niet worden aanvaard, hoewel de vennootschap toch een omvangrijke jaarlijkse huurvergoeding van 70.000 EUR ontvangt voor het privégebruik van de woning (85%), oftewel bijna 5.850 EUR per maand – hetgeen toch een belastbaar inkomen is voor de vennootschap zoals vereist door artikel 49 WIB92 (ongeacht of deze vergoeding de gedane kosten/investeringen nu dekt of niet – enige opportuniteitsbeoordeling bij de toepassing van artikel 49 WIB92 is nochtans verboden)… .

Ellen Vandingenen – Senior Associate (ellen.vandingenen@tiberghien.com)

Stevo Gatsos – Associate (stevo.gatsos@tiberghien.com)

Gepubliceerd in News

1. Een belastingplichtige is verplicht om op verzoek van de fiscale administratie alle boeken en bescheiden voor te leggen die noodzakelijk zijn om het bedrag van zijn belastbare inkomsten te bepalen (cf. artikel 315 WIB92). Eenzelfde bepaling geldt inzake btw: daar is eenieder gehouden om de boeken, facturen, kopieën van facturen en andere stukken (of hun kopieën) die moeten worden bewaard, op ieder verzoek van de btw-administratie, zonder verplaatsing en zonder onnodig uitstel, voor te leggen teneinde de juiste heffing van de btw in hoofde van de btw-plichtige of in hoofde van derden te kunnen nagaan (cf. artikel 61, §1 W.BTW.).

Gepubliceerd in News
Getagged onder

Kan de fiscus een kopiename van vertrouwelijke briefwisseling en/of privégegevens op elektronische dragers verantwoorden in het kader van haar visitatierecht? Het is en blijft een vraag waarop geen eenduidig antwoord kan worden gegeven – zoals blijkt uit recente rechtspraak.

Gepubliceerd in News
Pagina 5 van 12
Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com