Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>Tiberghien - Private Clients

Toon items op tag: Private Clients

Vele belastingplichtigen ontvangen nu en dan eens een vraag om inlichtingen vanwege de fiscale administratie in het kader van de internationale uitwisseling van informatie, waaruit zou blijken dat die belastingplichtigen hun buitenlandse roerende inkomsten niet (volledig) hebben aangegeven en/of noch het bestaan van de buitenlandse bankrekening(en) hebben gemeld in hun aangiften in de personenbelasting. Kan uit die niet-aangifte van die buitenlandse roerende inkomsten en/of buitenlandse bankrekeningen een aanwijzing van fraude worden afgeleid dewelke een belastingverhoging van minstens 50% verantwoorden?

De fiscale administratie is doorgaans van mening dat er in die situatie sprake is van fraude die een belastingverhoging van 50% rechtvaardigt omwille van een onvolledige of onjuiste aangifte met het opzet de belasting te ontduiken (ingeval van eerste overtreding) (cf. artikel 444 WIB92 juncto artikel 226.C. KB/WIB92). Wordt volgens de administratie beschouwd als fiscale fraude, het gedrag van de belastingplichtige met als doel de fiscale administratie te misleiden om er een onwettig voordeel uit te halen, zoals het niet betalen van belastingen die wettelijk verschuldigd zijn op die inkomsten onderworpen aan dergelijke belasting. Belasting ontduiken bestaat daarbij uit twee elementen: 1) een materieel element (de inbreuk op een fiscale wet), en 2) een intentioneel element (de inbreuk begaan om te ontsnappen aan de wettelijk verschuldigde belasting). Wat ook het bedrag is van de ontdoken belastingen m.b.t. roerende inkomsten, professionele inkomsten en/of inkomsten van ongekende origine, kan het overbrengen van kapitalen naar het buitenland zonder er de opbrengsten van aan te geven, bezwaarlijk een vergetelheid, materiële vergissing of een onjuistheid worden genoemd die te goeder trouw werd begaan, d.i. beweringen die het tegenovergestelde zijn van bedrieglijk opzet. In dergelijke zaken verwijst de fiscale administratie standaard naar een vonnis dd. 14 maart 2013 van de rechtbank van eerste aanleg te Namen (R.G. 2384/10) waarbij de toepassing van een belastingverhoging van 50% wordt bevestigd door te oordelen dat het bedrieglijk opzet is aangetoond wanneer de belastingplichtige kapitalen naar het buitenland heeft gebracht, zonder hiervan de opbrengsten aan te geven.

In een recent vonnis heeft de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen op 3 mei 2021 (A.R. 20/1393/A) echter geoordeeld dat fraude niet steeds in het spel hoeft te zijn.

De belastingplichtigen in kwestie maakten geen melding van hun buitenlandse roerende inkomsten noch van het bestaan van buitenlandse bankrekeningen (Duitsland en Nederland) in hun aangiften in de personenbelasting voor de aanslagjaren 2013 t.e.m. 2018. Nadat de fiscale administratie, in het kader van de automatische gegevensuitwisseling, inlichtingen van de Duitse en Nederlandse administratie had ontvangen, werden supplementaire aanslagen gevestigd met toepassing van een belastingverhoging van 50%. Volgens de fiscale administratie hebben de belastingplichtigen bewust de fiscale administratie trachten te misleiden d.m.v. een foutieve en onjuiste aangifte.

De rechtbank oordeelt echter dat het enkele feit dat herhaaldelijk geen aangifte werd gedaan van inkomsten, zelfs al zijn deze aanzienlijk, op zichzelf onvoldoende is als bewijs van enig bedrieglijk opzet. Het is aan de fiscale administratie om aan te tonen dat er sprake is van bedrieglijk opzet.

Hoewel niet wordt betwist dat belastingplichtigen de buitenlandse roerende inkomsten niet hebben aangegeven, kan hieruit niet zonder meer afgeleid worden dat er sprake is van opzet om belastingen te ontduiken. Ook het feit dat belastingplichtigen gedurende meerdere jaren die inkomsten niet zouden hebben aangegeven, impliceert niet dat zij noodzakelijk met bedrieglijk opzet hebben gehandeld. Fraude wordt nu eenmaal niet vermoed. Een bijzonder opzet is vereist. De fiscale administratie legt geen enkel concreet element voor waaruit zou blijken dat belastingplichtigen de fiscale administratie bewust misleid zouden hebben. Gelet op de concrete omstandigheden (belastingplichtigen zouden uit onwetendheid hebben gehandeld) oordeelt de rechtbank dat de belastingverhoging dient herleid te worden naar 10%.

Afhankelijk van de concrete omstandigheden is de standaard toepassing van een belastingverhoging van 50% (met aldus fraude-connotatie) op basis van voornoemde rechtspraak aldus niet zomaar te aanvaarden en bijgevolg mogelijks aanvechtbaar.

Voor meer informatie kan u terecht bij:

Ellen Vandingenen – Senior Associate (ellen.vandingenen@tiberghien.com)

Stevo Gatsos – Associate (stevo.gatsos@tiberghien.com)

Gepubliceerd in News
donderdag, 23 september 2021 15:01

Eerste hulp bij cryptomunten

Tegenwoordig kan men er niet meer omheen: cryptomunten. De op blockchaintechnologie gebaseerde “tokens” zijn mede gelet op de media-aandacht en de bij wijlen mooie waardestijgingen, ondertussen ook bij een groot deel van het publiek belanden gemeengoed geworden. 

Net door die populariteit en de relatief nog steeds belangrijke waardestijgingen, merken we een heel aantal vragen omtrent de fiscale kwalificatie van de inkomsten die belastingplichtigen realiseren of reeds hebben gerealiseerd.

Niettegenstaande het leeuwendeel van de inkomsten vaak resulteren uit de handel in munten (of afgeleide producten), staking, lending, mining, leert de praktijk ons dat de verdienmodellen verder reiken.

In dit artikel lees je meer over het realiseren van meerwaarden op cryptomunten en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn voor uw aangifte personenbelasting?

Gepubliceerd in News
Getagged onder
maandag, 16 augustus 2021 09:37

Wie zonder zonde is, betale 40 procent heffing

Wie spaarcenten in het buitenland heeft en die wil repatriëren, riskeert via gedwongen regularisatie toch een heffing van 40 procent te moeten betalen. Dat komt door de strenge toepassing van de omgekeerde bewijslast, waarschuwen fiscaal advocaten.

Het volledige artikel dat verscheen in De Tijd kan u hier verder lezen.

Klik hier voor een artikel omtrent de verstrengde bewijslast dat eerder op onze website verscheen.

Gepubliceerd in Publications

De constante in de wet van 21 juli 2016 is de omkering van de bewijslast cf. artikel 11 van die wet. De bewijslast m.b.t. de bedragen die “moeten” worden aangegeven, wordt volledig verschoven naar de aangever ingeval er wordt geopteerd voor een procedure van fiscale regularisatie. Aan die bewijslast voldoen lijkt in de praktijk zeer moeilijk tot quasi onmogelijk te zijn.

Gepubliceerd in News

Met de wet van 17 februari 2021 (BS 25 februari 2021) beoogt de Belgische wetgever in het buitenland gelegen onroerende goederen aan eenzelfde fiscale behandeling te onderwerpen als in België gelegen onroerende goederen.

Pro memorie: voor eigenaars van in België gelegen niet-verhuurde of aan particulieren verhuurde onroerende goederen baseert de fiscale administratie zich voor de belastingberekening op het kadastraal inkomen (KI) terwijl ze voor in het buitenland gelegen onroerende goederen uitgaat van de (meestal hogere) “huurwaarde” (i.e. de huurprijs die gevraagd zou kunnen worden indien het onroerend goed verhuurd zou worden) dan wel de “werkelijk ontvangen huur en huurvoordelen”.

Zoals toegelicht in onze eerdere newsflash opteert de wetgever voor het toekennen van een KI aan in het buitenland gelegen onroerende goederen. Opdat de Belgische overheid het KI van in het buitenland gelegen onroerende goederen kan vaststellen, dient de “belastingplichtige” (i.e. Belgische fiscale inwoners, bepaalde rechtspersonen en oprichters van een juridische constructie) een aangifte in te dienen binnen een bepaalde termijn.

Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten in het kader van deze aangifte.

Aangifteplicht en - termijnen

De aangifteplicht geldt voor onroerende goederen in alle andere landen. Belastingplichtigen met een zakelijk recht op een buitenlands onroerend goed, moeten in principe een aangifte indienen.

De wijzigingen m.b.t. de belastbare grondslag in de personenbelasting zijn van toepassing vanaf inkomstenjaar 2021 - aanslagjaar 2022. Voor wat betreft de (afzonderlijke) aangifte van de buitenlandse onroerende goederen moet wel reeds actie ondernomen worden. Hierna kan u een overzicht vinden van de meest in het oog springende aangiftetermijnen:

  • Een “belastingplichtige” (Belgisch fiscaal inwoner) die op 01/01/2021 een onroerend goed in het buitenland bezat, moet hiervan uit eigen beweging vóór 31/12/2021 aangifte doen bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

    Belastingplichtigen die inkomsten van in het buitenland gelegen onroerende goederen hebben aangegeven in hun aangifte m.b.t. aanslagjaar 2020, ontvingen ondertussen in principe een aangifteformulier. Zij die voor het eerst inkomsten van buitenlandse onroerende goederen aangeven in hun aangifte m.b.t. aanslagjaar 2021 zullen in principe in september / oktober 2021 gecontacteerd worden.

    Belastingplichtigen die het aangifteformulier niet krijgen toegestuurd, moeten vanzelfsprekend spontaan overgaan tot het indienen van een aangifte tegen 31/12/20212.  
  • Een “belastingplichtige” (Belgisch fiscaal inwoner) die na 01/01/2021 een buitenlands onroerend goed verwerft (of vervreemdt), moet binnen de 4 maanden uit eigen beweging aangifte doen bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie. Voor onroerende goederen verworven of vervreemd tussen 1 januari 2021 en vóór 25 februari 2021, moest uiterlijk op 30 juni 2021 een aangifte worden ingediend.
  • Een niet-inwoner die een onroerend goed bezit dat niet in België gelegen is en Belgisch fiscaal inwoner wordt (en dus onderworpen is aan personenbelasting) moet aangifte doen van het bezit van dat onroerend goed. Hij heeft hiervoor 30 dagen de tijd, te rekenen vanaf de datum waarop hij Belgisch fiscaal inwoner wordt.
  • Een “belastingplichtige” moet tot slot ook een aangifte indienen bij het zich voordoen van bepaalde gebeurtenissen zoals de eerste ingebruikneming of verhuur van een nieuw opgericht of herbouwd onroerend goed en de voltooiing van verbouwingen. In deze gevallen moet de aangifte ook binnen de 30 dagen worden ingediend.

De aangifte kan per gewone brief, via e-mail of online via MyMinfin ingediend worden.

Het niet of niet tijdig naleven van de aangifteverplichtingen kan worden gesanctioneerd met een administratieve geldboete van € 250 euro tot € 3.000. Het is bijgevolg van belang voor eigenaars van buitenlandse onroerend goederen om tijdig de nodige aangiftes te doen bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

Aangifteformulier

Het aangifteformulier is ondertussen beschikbaar op de website van de FOD Financiën.

De aangifte is individueel. Dit betekent dat partners die samen eigenaar zijn, elk een aangifte moeten indienen waarin zij hun aandeel in de eigendom meedelen.

Bovendien moet per buitenlands onroerend goed een afzonderlijke aangifte ingediend worden.

De mee te delen informatie m.b.t. het onroerend goed verschilt. In het bijzonder moeten worden vermeld: het soort onroerend goed (huis, grond, appartement, etc.) de ligging (adres, land, enz.), de aard van het zakelijke recht (vruchtgebruik, opstal, enz.), de oppervlakte voor ongebouwde onroerende goederen, de actuele verkoopwaarde voor gebouwd onroerend goed (of indien de actuele verkoopwaarde niet gekend is: de prijs, de datum van verwerving en of er al dan niet verbouwingswerken zijn uitgevoerd), etc.

KI per aangetekende brief

De administratie betekent elk nieuw vastgesteld KI aan de belastingplichtige. In principe zal het KI beschikbaar zijn tegen 1 maart 2022.

Deze betekening opent een termijn van twee maanden waarbinnen de belastingplichtige een bezwaar kan indienen. Hierin kan de belastingplichtige een nieuw KI voorstellen.

Bij vragen of opmerkingen, gelieve contact op te nemen met de auteur van dit artikel.

Laurine Vanherck - Associate (laurine.vanherck@tiberghien.com)

Gepubliceerd in News

Een natuurlijke persoon is onderworpen aan de Belgische personenbelasting indien hij een fiscaal inwoner van België is. In de praktijk rijzen omtrent dit fiscaal inwonerschap regelmatig discussies tussen belastingplichtigen, die menen dat zij geen fiscaal inwoner (meer) zijn, en de fiscale administratie. Hierbij is het cruciaal voor de belastingplichtige om het bewijs te leveren dat hij of zij geen fiscaal inwoner in België (meer) is. Een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen d.d. 23 juni 2020 (nr. 2019/AR/407) werpt een interessante blik op de bewijsmogelijkheden voor een natuurlijke persoon om te bewijzen dat zijn fiscaal inwonerschap niet (meer) in België ligt.

Twee echtgenoten woonden tot 2011 in België in het kader van hun beroepswerkzaamheid als specialisten in de tropische geneeskunde bij een onderzoeksinstituut. In 2011 werd de man van het koppel naar Gambia gedetacheerd om daar als onderzoeker-specialist te werken bij de Gambiaanse afdeling van het onderzoeksinstituut. In 2012 verhuisde ook mevrouw naar Gambia om in een soortgelijke functie te werken bij hetzelfde instituut. De belastingadministratie meende in 2015 evenwel dat het fiscaal inwonerschap van het echtpaar (nog steeds) in België lag n.a.v. een controle over de onroerende goederen op naam van de echtgenoten. Het echtpaar behield een woning in België en keerde regelmatig terug naar België. Hun bezoldigingen werden eveneens in België uitbetaald.

Vooreerst haalt het Hof de algemene toepasselijke bepalingen aan. Een natuurlijke persoon is onderworpen aan de Belgische personenbelasting indien hij zijn woonplaats in België gevestigd heeft of, indien hij geen woonplaats heeft in België, zijn zetel van fortuin zich in België bevindt. Aangezien de belastingplichtigen ingeschreven waren in het rijksregister tot 2018, ontstond een weerlegbaar wettelijk vermoeden dat zij hun woonplaats of zetel van fortuin in België hadden. De belastingplichtigen dienden m.a.w. het tegenbewijs te leveren dat hun fiscale woonplaats niet in België gelegen was.

Het Hof verwijst in zijn arrest regelmatig naar de administratieve circulaire omtrent het begrip “rijksinwoner” (Circulaire Ci.RH.241/585.607 d.d. 12 juli 2007). In deze circulaire verduidelijkt de administratie dat het tegenbewijs inzonderheid moet blijken uit de feitelijke omstandigheden die het verblijf in het buitenland kenmerken. Het Hof haalt vervolgens aan wat onder “woonplaats” dient te worden verstaan, met name de feitelijke woonplaats die noodzakelijkerwijze gekenmerkt wordt door een bepaalde bestendigheid of continuïteit. De zetel van fortuin is dan weer de plaats van waaruit het vermogen beheerd wordt. Om te beoordelen waar iemand zijn woonplaats heeft, moet worden nagegaan waar de persoon vast verblijft, waar zijn gezin gevestigd is en waar hij de vitale betrekkingen met zijn medemensen onderhoudt (sociaal, cultureel, …), aldus het Hof.

Hoewel de belastingwoonplaats de plaats is waar een natuurlijke persoon effectief en duurzaam verblijft, met andere woorden waar hij leeft en werkt, meent het Hof ook rekening te moeten houden met de evoluties in de samenleving en de economie. Het komt immers meer en meer voor dat een persoon zijn beroepsbezigheden niet uitoefent in hetzelfde land als dat waarin zijn gezin gehuisvest is en waar hij zijn vitale betrekkingen met zijn medemensen onderhoudt. In dit geval moeten de verschillende constitutieve bestanddelen van de belastingwoonplaats tegenover elkaar worden afgewogen, waarbij uiteraard meer belang moet worden gehecht aan het centrum van de huishoudelijke en vitale betrekkingen dan aan de plaats van het verblijf en van de beroepswerkzaamheden, aldus het Hof. De belastingwoonplaats wordt immers bepaald door het feit van de woning en meer in het bijzonder van de woning waar het gezin is gevestigd.

Het Hof bevestigt het standpunt van de belastingplichtigen en oordeelt dat zij geen fiscale inwoners meer waren na hun tewerkstelling in en verhuis naar Gambia op basis van de volgende overwegingen:

  • De belastingplichtigen betrokken een woning in Gambia die ter beschikking werd gesteld door hun werkgever;
  • De aard van hun functie en taakomschrijvingen bij het Gambiaanse onderzoeksinstituut en diverse krantenartikelen in de Gambiaanse pers bevestigen de noodzakelijke aanwezigheid van de belastingplichtigen in het kader van hun onderzoekswerkzaamheden;
  • De aanwezigheid van Gambiaanse verblijfs- en werkvergunningen;
  • De stempels op de paspoorten van de belastingplichtigen die wijzen op een veelvuldige aanwezigheid in Gambia;
  • De facturen voor water- en elektriciteitsverbruik in Gambia;
  • Het televisieabonnement en de facturen voor herstellingswerken en autokosten in Gambia;
  • De plaatselijke rijbewijzen en de vaccinatiebewijzen van hun hond in Gambia.
  • Een bankrekening in Gambia om te voorzien in de kosten en onderhoud van de belastingplichtigen.

De omstandigheden dat de belastingplichtigen een bankrekening hebben in België waarop hun bezoldigingen worden uitbetaald, dat zij gedetacheerd werden naar Gambia en dat zij regelmatig terugkeerden naar België, doen geen afbreuk aan het werkelijk en duurzaam verblijf van de belastingplichtigen in Gambia.

Bijgevolg besluit het Hof dat het verblijf van de belastingplichtigen in Gambia wordt gekenmerkt door de vereiste bestendigheid of continuïteit, in het bijzonder gelet op hun ononderbroken tewerkstelling als specialisten in de tropische geneeskunde.

Deze rechtspraak illustreert dat belastingplichtigen zich steeds goed bewust moeten zijn van hun fiscaal inwonerschap wanneer zij werken in en/of verhuizen naar het buitenland. Niet enkel het fysieke verblijf en het werk in het buitenland zijn belangrijk, maar ook de plaats waar het gezin woont en waar de belastingplichtige zijn vitale betrekkingen onderhoudt, is een doorslaggevend element. De belastingplichtige dient voorts aandacht te hebben voor zijn uitschrijving uit het rijks- en bevolkingsregister (wat een weerlegbaar vermoeden betreft).

De beoordeling van het fiscaal inwonerschap is bij uitstek een feitelijke beoordeling aan de hand van alle feitelijke elementen en omstandigheden (daarbij kan ook de intentie van de belastingplichtige een belangrijke rol spelen). Het bewijs dat de belastingplichtige geen rijksinwoner (meer) is in België kan met alle middelen en stukken geleverd worden, zoals het besproken arrest duidelijk weergeeft.

Vincent Vercauteren – Partner (vincent.vercauteren@tiberghien.com)

Christophe Dillen – Counsel (christophe.dillen@tiberghien.com)

Tayfun Anil – Associate (tayfun.anil@tiberghien.com)

Gepubliceerd in News
dinsdag, 22 juni 2021 13:26

Fiscaliteit van (ex-)partners en kinderen

Enkele aandachtspunten voor echtgenoten, wettelijk samenwonenden en gescheiden ouders

  • U bent gescheiden of bent momenteel verwikkeld in een echtscheiding en u vraagt zich af hoe u wordt belast en wie kan genieten van de belastingvrije som voor kinderen ten laste?
  • U heeft gehoord over fiscaal co-ouderschap en vraagt zich af wat dit inhoudt en wat de voor- en nadelen zijn?
  • U ontvangt onderhoudsbijdragen van uw ex-echtgeno(o)t(e) en vraagt zich af hoe dit inkomen wordt belast, of betaalt u onderhoudsbijdragen en vraagt zich af of deze betalingen fiscaal aftrekbaar zijn?
  • Uw kind ontvangt onderhoudsbijdragen en u vraagt zich af of hij of zij fiscaal nog steeds als ten laste beschouwd kan worden en of dat hij of zij een belastingaangifte moet indienen?
  • U bent gescheiden en u vraagt zich af of u aangesproken kan worden voor de belastingschulden van uw ex-echtgeno(o)t(e) of voormalige wettelijk samenwonende partner?

Hier vindt u een eerste antwoord op al deze vragen, en op andere vragen die veel ouders, ex-partners of ex-echtgenoten zich stellen.

De vermelde bedragen hebben betrekking op het aanslagjaar 2021 (inkomsten van 2020) en 2022 (inkomsten van 2021).

 

Gepubliceerd in News

Ingevolge de toepassing van het gunstregime familiale vennootschappen is een vrijstelling van schenkbelasting en een verminderd vlak tarief van 3% (of 7%) in de erfbelasting van toepassing voor familiale vennootschappen met een kwalificerende economische activiteit.

Lees hier het uitgebreide artikel over het gunstregime. Een artikel van Griet Vanden Abeele (griet.vandenabeele@tiberghien.com), dat verscheen in Vermogensplanning in de praktijk, 2021/1.

Gepubliceerd in Publications

Wij bespraken reeds in onze nieuwsbrief van 27 november 2020 de verplichting tot registratie in België van buitenlandse notariële schenkingsakten van roerende goederen. Deze verplichting geldt voor alle schenkingsakten verleden vanaf 15 december 2020. Dit houdt in dat dergelijke schenkingen voortaan steeds aan (Belgische) schenkbelasting1 onderworpen worden.

Tijdens de plenaire vergadering van 26 november 2020 werd een circulaire aangekondigd om het begrip ‘notaris’ te verduidelijken. Op 16 maart 2021 werd de betrokken circulaire gepubliceerd2. Naast het begrip ‘notaris’, worden ook andere elementen van deze registratieverplichting verduidelijkt. Hieronder overlopen wij deze elementen.

 
 
Gepubliceerd in News
maandag, 08 maart 2021 17:40

Korte update inzake de zorgvolmacht

In een eerder bericht informeerden wij u over de mogelijkheid om in de toekomst een rechtskeuze op te nemen in een zogenaamde zorgvolmacht. Een rechtskeuze biedt meer rechtszekerheid omtrent het toepasselijk recht op de zorgvolmacht in een internationale context.

Gepubliceerd in News
Pagina 4 van 23
Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com