Toon items op tag: Corporate Tax
Interestaftrekbeperking: verduidelijkingen bevestigd in circulaire
In een recent verschenen nieuwsbericht op onze website lichtten wij reeds toe dat ons kantoor een aantal interpretatiemoeilijkheden met betrekking tot de interestaftrekbeperking had voorgelegd aan de fiscale administratie en werden ook de belangrijkste antwoorden van de administratie besproken.
Update: Parlement keurt het tijdelijk ‘carry back’-systeem definitief goed
Het parlement keurde op 18 juni ll. de carry-back voor verliezen – zowel in de vennootschapsbelasting, als in de personenbelasting – definitief goed (Parl. St. Kamer 2019-20, nr. 1309/004). Deze bijdrage heeft enkel betrekking op de carry-back in de vennootschapsbelasting, die zal worden ingeschreven in artikel 194septies/1 WIB92.
Interestaftrekbeperking: de fiscale administratie verduidelijkt
Het KB van 20 december 2019 heeft eind vorig jaar de wettelijke regeling van de nieuwe interestaftrekbeperking (artikel 198/1 WIB92) verder uitgewerkt. Met dit KB werden echter lang niet alle vragen met betrekking tot de interestaftrekbeperking beantwoord. Vooral over de toepassing van de regeling in groepscontext bleven er nog tal van vragen en onduidelijkheden. Aangezien de interestaftrekbeperking reeds van toepassing is voor het aanslagjaar 2020, is het nochtans hoog tijd dat belastingplichtigen weten hoe zij de interestaftrekbeperking concreet dienen toe te passen.
Kroniek internationaal en Europees belastingrecht 2017-2018
Deze kroniek bespreekt Belgische en Europese rechtspraak inzake internationale en Europese fiscaliteit op het gebied van inkomstenbelasting die relevant is voor de praktijk en bekend is geworden tussen 1 januari 2017 en 31 december 2018.
De volledige publicatie die verscheen in Algemeen Fiscaal Tijdschrift 2020-3 kan u hier lezen.
Temporele modulering van (fiscale) arresten: pleidooi voor onderbouwde handhavingsbeslissingen
De rechtstreekse aanleiding voor deze bijdrage is het recente vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof waarbij het de felbevochten taks op effectenrekeningen integraal naar de prullenmand verwijst. Tegelijkertijd handhaaft het de gevolgen van de vernietigde bepaling, een praktijk die meer en meer gangbaar wordt in fiscale zaken en waar terecht vraagtekens bij kunnen worden geplaatst. De uitspraak is geen alleenstaand geval en heeft de kwestie opnieuw brandend actueel gemaakt. Deze bijdrage poogt dieper in te gaan op de onderliggende problematiek, door enkele juridische vraagstukken op te helderen en kritische bedenkingen te formuleren over de fiscale jurisprudentie van het Grondwettelijk Hof.
Een inleidend gedeelte (punt 1) gaat summier in op de totstandkoming van de taks op effectenrekeningen en het daaropvolgende vernietigingsarrest. In dit onderdeel wordt ook het actuele belang van het onderwerp uiteengezet. Vervolgens (punt 2) wordt pro memorie stilgestaan bij de handhavingsbevoegdheid van de rechtscolleges uit het Belgische rechtsbestel (het Grondwettelijk Hof en de Raad van State), en van de supranationale rechtscolleges (punt 3) (het Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). Hoewel de nadruk van deze bijdrage op het Grondwettelijk Hof wordt gelegd, vergemakkelijkt deze omschrijving een latere vergelijking tussen rechtscolleges onderling. De wisselwerking tussen nationale en supranationale rechtscolleges maakt een bevoegdheidsomschrijving ook opportuun. Daarna (punt 4) wordt conceptueel, in abstracto, stilgestaan bij de rechtvaardigheidsgronden die het Grondwettelijk Hof frequent aanhaalt in zijn fiscale rechtspraak.
In een volgend onderdeel (punt 5) worden enkele aandachtspunten met betrekking tot de praktische toepassing van de handhavingsbevoegdheid ter attentie van de lezer gebracht, waarbij ook enkele suggesties geformuleerd zullen worden. Daaropvolgend (punt 6) wordt dieper ingegaan op de internrechtelijke mogelijkheden om, preventief, dan wel post factum op te treden tegen een genomen handhavingsbeslissing. Tot slot (punt 7) wordt de handhavingsbevoegdheid van het Grondwettelijk Hof door een (kritische) supranationale bril bekeken, waarna (punt 8) een algemene conclusie geformuleerd wordt.
De volledige publicatie die verscheen in Algemeen Fiscaal Tijdschrift, 2020-4 kan u hier lezen.
Taks op effectenrekeningen – Administratieve circulaire bevestigt de handhaving van de taks voor de referentieperioden 2018 en 2019
Welke acties tot teruggave kunnen nog ondernomen worden?
Het Grondwettelijk Hof heeft bij arrest van 17 oktober 2019 deze taks ongrondwettelijk verklaard doch met handhaving van de gevolgen van de vernietigde wet voor de referentieperiodes die eindigen voor of op 30 september 2019.
Belgische rechtspraak over belastingvrijstelling op buitenlandse spaardeposito’s gunstig voor belastingplichtige
De Belgische rechtspraak heeft zich recent opnieuw uitgesproken over belastingvrijstelling op buitenlandse spaardeposito’s. Volgens de rechtspraak kunnen buitenlandse spaarboekjes ook in aanmerking komen voor de belastingvrijstelling onder artikel 21,5° WIB – zelfs indien niet voorzien is in een dubbele vergoedingsstructuur.
Geen of onvoldoende RV inhouden kan leiden tot een verhoogde belastbare grondslag van de RV
In principe wordt de roerende voorheffing economisch gedragen door de genieter van het inkomen. De RV die echter ten laste valt van de schuldenaar van het inkomen, ter ontlasting van de verkrijger van de inkomsten, wordt daarom aan het bedrag van die inkomsten toegevoegd voor de berekening van de RV.
Deze zgn. “brutering” van de belastbare grondslag veronderstelt klassiek het bewijs van de verbintenis van de schuldenaar van de inkomsten om de RV ten laste te willen nemen, ook in het geval geen of ontoereikende RV werd ingehouden. Recente rechtspraak lijkt nu vrij snel te aanvaarden dat er sprake is van (een verbintenis van) tenlasteneming door de schuldenaar, met een verhoogde – gebruteerde – belastbare grondslag van de RV tot gevolg.
Circulaire bespreekt concrete gevallen van de vrijstelling RV voor “spin-off” verrichtingen
Vorig jaar heeft de wetgever een nieuwe vrijstelling van RV ingevoerd voor zogenaamde spin-off verrichtingen. Corporate actions zorgen al langer voor onbillijke fiscale gevolgen voor particuliere beleggers. De wetgever heeft aan bepaalde van deze onbillijke situaties een einde gesteld. De fiscale administratie heeft in een recente circulaire meer toelichting gegeven, en heeft meteen ook enkele concrete voorbeelden van de laatste jaren gegeven. Hieruit blijkt meteen ook de moeilijke toepassing van de vrijstelling.
Fiscale hervorming in Zwitserland: quid recht op DBI-aftrek bij een Belgische corporate aandeelhouder?
Opdat dividenden in aanmerking komen voor DBI-aftrek is onder meer vereist dat de dochter niet gevestigd is in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België (artikel 203, § 1, 1° WIB). De gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen worden geacht aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België, wanneer hetzij, het gemeenrechtelijk nominaal tarief op de winsten van de vennootschap, lager is dan 15%; hetzij, gemeenrechtelijk, het tarief dat met de werkelijke belastingdruk overeenstemt, lager is dan 15%. De gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen die van toepassing zijn op vennootschappen gevestigd in een Lidstaat van de Europese Unie worden geacht niet aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België.