Toon items op tag: Banking & Finance
Taks op effectenrekening – aangiftetermijn tot 31 augustus 2019 als indiening via mandataris
Indien de taks niet ingehouden en betaald werd door de tussenpersoon, dan moet de titularis die de taks verschuldigd is een individuele aangifte indienen, uiterlijk op de laatste dag voor indiening van de aangifte in de personenbelasting via het elektronisch platform MyMinfin.
In principe is dit uiterlijk op 11 juli 2019.
Er bestond onduidelijkheid of die aangifteperiode ook verlengd kan worden indien de belastingplichtige zijn aangifte laat indienen door een mandataris. Daarover vinden we geen bijkomende info terug in de FAQ over deze taks, die op de website van FOD Financiën gepubliceerd werd.
Inmiddels hebben we op een andere plaats op de website van FOD Financiën wel een bijkomende precisering gevonden in het geval dat de aangifte TER door een mandataris gebeurt.
“Als mandataris moet u de aangiften van uw klanten indienen ten laatste op 24 oktober 2019, de uiterste indieningsdatum van de aangifte in de personenbelasting door mandatarissen.
Opgelet: de betaling moet ten laatste op 31 augustus 2019 gebeuren. Voor een goede afstemming tussen betaling en aangifte, raden we mandatarissen aan om ook de aangifte van de taks op de effectenrekening tegen 31 augustus 2019 in te dienen.”
Voor meer informatie over dit onderwerp kan u terecht bij:
Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)
Update 4 juli - Taks op effectenrekeningen- enkele verduidelijkingen bij de aangifte en bij de terugvraag van teveel betaalde taks door titularissen van effectenrekeningen
Een administratieve circulaire van 17 april 2019, opgesteld in de vorm van vragen en antwoorden, vat de regels samen over deze aangifte en betaling van de taks op effectenrekeningen. Verder bevat hij ook preciseringen over de aanvraag tot terugbetaling van teveel betaalde taks
Nieuwe regels RV voor pensioeninstellingen en schuldenaars van roerende voorheffing
In onze newsflash van 12 november vorig jaar kondigden wij een copernicaanse revolutie voor pensioenfondsen aan. Hun quasi zero taxation zou niet langer standhouden. Ondertussen werd de wet definitief op 11 januari (inwerkingtreding op 22 januari 2019) en heeft de fiscale administratie op 15 april een circulaire gepubliceerd met toelichting over de toepassing van deze nieuwe wetgeving.
Diverse ontwikkelingen inzake beleggingsfiscaliteit
De laatste maanden hebben er zich enkele belangrijke ontwikkelingen voorgedaan voor de particuliere belegger. Er werd een vrijstelling van roerende voorheffing ingevoerd voor zogenaamde ‘spin-offs’ en de praktische modaliteiten werden verduidelijkt voor de toepassing van de dividendvrijstelling van 640 EUR (bedrag voor aanslagjaar 2019).
Kaaimantaks en beleggingsinstellingen: impact van de nieuwe koninklijke besluiten
De kaaimantaks voorziet een regime van fiscaal transparante belastingheffing voor de inkomsten geïnd door bepaalde laag belaste entiteiten (« juridische constructies »). De kaaimantaks is van toepassing op rijksinwoners en belastingplichtigen in de rechtspersonenbelasting. Wij bespreken kort de impact van twee koninklijke besluiten op de toepassing van de kaaimantaks op beleggingsinstellingen.
Seminarie UBO-register
Seminarie: 'Het 'Ultimate Beneficial Ownership' of 'UBO' register'
Antwerpen 27/05/2019
Sprekers / team
Gerd D. Goyvaerts Dirk Coveliers Stephanie Gabriel Caroline Maes Steven Demeulenaere
Documentatie
Klik hier voor de presenatie van het Tiberghien seminarie 'Het 'Ultimate Beneficial Ownership' of 'UBO' register' op 27 mei 2019.
Extra Documentatie
'Heffing op sparen' en rechten verworven voor januari 2018: minister corrigeert Fiscus
Uit het antwoord van de minister van Financiën op een recente mondelinge parlementaire vraag kan worden afgeleid dat de Administratie voor haar beurt heeft gesproken toen zij met ingang van 1 juli 2016 bepaalde 'alternatieve instellingen voor collectieve belegging' (AICB's) onder het toepassingsgebied van de 'heffing op het sparen' meende te kunnen brengen. Dat is blijkens het ministerieel antwoord pas het geval sinds de wetgevende tussenkomst van eind 2017 (Integraal Verslag, Kamercommissie Financiën, 13 februari 2019, CRIV 54 COM 1034, 17).
Bepaalde AICB’s blijven buiten de toepassing van artikel 19bis WIB 92
De minister van Financiën heeft recent een belangrijke precisering aangebracht bij het toepassingsgebied van de heffing op het sparen (artikel 19bis WIB 92), ook Reynderstaks genoemd. Bepaalde alternatieve instellingen voor collectieve belegging blijven erbuiten als hun beleggingen illiquide en niet verhandelbaar zijn, althans in de mate dat de rechten van deelneming voor 1.1.2018 verworven werden. Door de aard van de onderliggende beleggingen hadden zij nooit een ‘ICBE’ kunnen worden. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een SICAV-SIF die o.m. in mezzanine leningen van niet –beursgenoteerde ondernemingen investeert, ook al zijn dit schuldvorderingen die meer dan 25 % van het actief van de SICAV-SIF vertegenwoordigen.
Lees hier meer over dit onderwerp in het artikel ‘Heffing op sparen’ en rechten verworven vóór 2018: minister corrigeert fiscus'. Een artikel dat verscheen in Fiscoloog, nr. 1605, 27 maart 2019
Vernietigingsberoep Vlaamse regelgeving inzake verzekeringsgift afgewezen
Bij arrest van 28 februari 2019 heeft het Grondwettelijk Hof het vernietigingsberoep afgewezen dat beroepsvereniging Assuralia had ingesteld tegen de (nieuwe) Vlaamse regelgeving in de erfbelasting inzake de verzekeringsgift.1
Belastbaar tijdstip buitenlandse dividenden: inschrijving op Belgische rekening?
In een arrest van 24 april 2018 heeft het hof van beroep te Gent zich uitgesproken over het belastbaar tijdstip van buitenlandse dividenden. Het hof concludeert dat niet de datum van de algemene vergadering die beslist tot de dividenduitkering de belastbaarheid veroorzaakt, maar de inschrijving van het dividend op een (Belgische) bankrekening van de aandeelhouder. Hierdoor was in casu 25% (21% + 4%) roerende voorheffing verschuldigd in plaats van 15%.
Lees hier de uitgebreide toelichting van Bart De Cock dat verscheen in het Tijdschrift Beleggingsfiscaliteit 2018/2.