Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>Tiberghien - effectentaks

Toon items op tag: effectentaks

JTER, een effectentaks per effectenrekening

Begin 2021 werd de nieuwe effectentaks (m.n. de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen, hierna “JTER”) ingevoerd in het wetboek diverse rechten en taksen. In tegenstelling tot de vernietigde effectentaks (GwH 17 oktober 2019, nr. 138/2019) wordt de JTER niet beschouwd als een vermogensbelasting maar als een taks op het instrument “de effectenrekening”. Het belastbaar feit is immers het bestaan zelf van de effectenrekening. De effectentaks wordt bijgevolg niet meer per belastingplichtige berekend maar per effectenrekening. Dit kan echter leiden tot ongewenste gevolgen.  

Gepubliceerd in News
Getagged onder

Het Grondwettelijk Hof heeft deze namiddag zijn langverwachte arrest bekendgemaakt inzake de (on)grondwettelijkheid van de jaarlijkse taks op effectenrekeningen zoals geïntroduceerd bij wet van 17 februari 2021.

Gepubliceerd in News

De Jaarlijkse Taks op de Effectenrekeningen (hierna: “JTER”) is (o.a.) van toepassing op in België aangehouden effectenrekeningen, zelfs indien deze aangehouden worden door niet-inwoners.

Gepubliceerd in News

Voor de financiële instellingen nadert de aangifte- en betalingstermijn van de JTER m.b.t. de eerste referentieperiode eindigend per 30 september 2021 zeer snel. De deadline is, zoals geweten, 20 december 2021.

Zoals steeds vergt dit een hoop administratieve last voor de betrokken financiële instellingen, maar zo blijkt ook voor de nodige frustraties en onduidelijkheden.

Gepubliceerd in News

1. Mogelijke situaties

In principe dienen Belgische inwoners die een effectenrekening in het buitenland aanhouden, zelf al het nodige doen voor de aangifte en betaling van de JTER. De buitenlandse tussenpersoon geeft dan gewoonlijk wel de nodige informatie aan de titularis van de effectenrekening om zelf zijn/haar verplichtingen te kunnen vervullen. Het gaat hier dan louter om een commerciële ondersteuning.

Volgens de FAQ van de administratie, zijn er drie situaties waarin een buitenlandse tussenpersoon behandeld wordt als een Belgische tussenpersoon met alle gekende verplichtingen inzake aangifte, inhouding en betaling van de JTER, alsook inzake informatieverplichtingen ten aanzien van de (Belgische) titularissen van de effectenrekening:

  • Vooreerst gaat het om een buitenlandse inrichting van een in België opgerichte tussenpersoon: het gaat hier immers om dezelfde juridische entiteit, ook al is de inrichting in het buitenland gevestigd. Zie FAQ nr. 53.
  • Andere buitenlandse tussenpersonen worden gelijkgesteld met een Belgische tussenpersoon wanneer zij een erkende aansprakelijk vertegenwoordiger hebben laten aanstellen. Zowel die tussenpersoon als diens aansprakelijke vertegenwoordiger zijn dan belastingschuldige van de taks.
  • Een in het buitenland opgerichte tussenpersoon die in België is gevestigd, is eveneens belastingschuldige van de taks.

Volledigheidshalve dient ook nog gepreciseerd dat de niet in België opgerichte of gevestigde tussenpersoon, die geen dergelijke aansprakelijke vertegenwoordiger heeft aangesteld, kan overgaan tot de aangifte en de betaling van de taks, in naam en voor rekening van de titularis van de effectenrekening, en dit op vrijwillige basis als dienstverlening aan de klant. Dat houdt in dat die tussenpersoon in het bezit is van een mandaat. In deze situatie zijn niet de aangifte- en de betalingstermijn van een Belgische tussenpersoon van toepassing, maar wel die van een Belgische titularis van een effectenrekening.

Het is wel bijzonder eigenaardig dat een buitenlandse inrichting van een in België opgerichte tussenpersoon de taks ook moet inhouden en betalen, alsook alle formaliteiten hiervoor moet vervullen naar de belegger toe.

Dit volgt uit FAQ nr. 53: “Er wordt benadrukt dat een in het buitenland geopende effectenrekening, uitsluitend aanleiding kan geven tot de taks, indien ze wordt aangehouden door (minstens) één inwoner, of door de Belgische inrichting van een niet-inwoner voor zover die effectenrekening deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van die inrichting.

In dat geval verschilt de belastingschuldige al naargelang de effectenrekening al dan niet wordt aangehouden bij een buitenlandse vaste inrichting waarover een in België opgerichte tussenpersoon beschikt.

Indien dat wel het geval is, is die tussenpersoon belastingschuldige van de taks, ondanks het feit dat de effectenrekening in het buitenland wordt aangehouden. De voormelde tussenpersoon kwalificeert immers als Belgische tussenpersoon.”

Dit standpunt is inderdaad eigenaardig omdat voor de beurstaks, die ook een diverse taks is, een buitenlandse vaste inrichting van een Belgische tussenpersoon niet beschouwd wordt als een Belgische tussenpersoon.

2. Hoe een aansprakelijk vertegenwoordiger laten erkennen?

Een deel van de regels vindt men hierover terug in het uitvoeringsKB van 6 augustus 2021. De buitenlandse tussenpersoon dient daarvoor een verzoek in te dienen bij het bevoegde kantoor (art. 240 7 ter KB/WDRT). In de FAQ van de administratie vindt men de coördinaten van deze bevoegde kantoren.

Dit verzoek gaat gepaard met een gedagtekende en ondertekende verklaring waarin de voorgestelde aansprakelijke vertegenwoordiger zich tegenover de Belgische Staat hoofdelijk verbindt om:

  • De taks te betalen die de niet in België opgerichte tussenpersoon verschuldigd zou zijn, en
  • Alle verplichtingen te vervullen waartoe een Belgische tussenpersoon gehouden is.

Zo is hij mee hoofdelijk gehouden met de buitenlandse tussenpersoon tot:

  • het opstellen van het overzicht over de situatie van de effectenrekening(en) die worden aangehouden door de titularis;
  • het overmaken van het overzicht aan de titularis(sen) uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op het einde van de referentieperiode;
  • het indienen van de aangifte en het betalen van de taks binnen de geldende termijn.

Om erkend te worden en te blijven, moet de aansprakelijke vertegenwoordiger:

  • bekwaam zijn om contracten aan te gaan;
  • in België gevestigd zijn en er een ondernemingsnummer hebben;
  • voldoende solvabel zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen waartoe hij gehouden zal zijn vanaf de datum van zijn erkenning.

In principe gebeurt de kennisgeving van de erkenning of afwijzing binnen de acht dagen na de bevestiging van de ontvangst van het verzoek tot erkenning. Evenwel indien er binnen deze acht dagen nog documenten worden opgevraagd, dan dient deze kennisgeving van de al dan niet erkenning slechts gedaan te worden binnen de acht dagen na de ontvangst van die documenten.

De erkenning heeft uitwerking vanaf de derde werkdag volgend op de verzending van de kennisgeving van de erkenning aan de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger.

Van zodra één of meerdere voorwaarden niet meer zijn vervuld, geeft de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger daarvan kennis bij aangetekende zending aan het bevoegde kantoor.

In bepaalde situaties kan de erkenning ook ingetrokken worden.

3. Verdere vragen of begeleiding

Hiervoor kan u altijd contact opnemen met ons:

Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)

Yannick Cools - Associate (yannick.cools@tiberghien.com)

Gepubliceerd in News

Vandaag, 8 oktober 2021, verscheen de langverwachte circulaire van de Centrale Administratie met preciseringen over de toepassing van de JTER (klik hier).

De wet op de nieuwe jaarlijkse taks op effectenrekeningen (JTER) werd reeds gepubliceerd op 25 februari 2021 en is sinds de dag nadien van toepassing.

De eerste referentieperiode voor de berekening van de gemiddelde belastbare grondslag liep reeds af op 30 september 2021 en de Belgische tussenpersonen, alsook de buitenlandse tussenpersonen die ermee gelijkgesteld worden doordat zij een aansprakelijk vertegenwoordiger hebben aangesteld, dienen dan binnen de maand (tegen uiterlijk 31 oktober 2021) een overzicht te bezorgen aan de titularissen van effectenrekeningen (art. 201/7 W.DRT.)

Deze administratieve verduidelijkingen komen dus rijkelijk laat. Zij laten aan de financiële tussenpersonen niet meer toe om de IT-programma’s eventueel aan te passen mochten er verschilpunten zijn tussen de visie van administratie en de interpretatie van de financiële sector. Vanuit de optiek van een behoorlijk bestuur van de administratie had deze FAQ naar onze mening beter veel eerder moeten verschijnen.

Want er zijn inderdaad een aantal opmerkelijke punten.

Zonder limitatief te zijn sommen wij er al drie op;

  1. Een bijzondere visie over de subrekening van een effectenrekening die gebruikt wordt voor geldmiddelen en/of deviezen.
  2. Een ruimere visie over de financiële instrumenten op een effectenrekening die tot de belastbare grondslag behoren.
  3. Een andere berekening van de waarde van beursgenoteerde afgeleide producten.

Hierna volgt wat uitleg hierbij.

1. Cash geld of deviezen aangehouden op een subrekening van de effectenrekening

Om te berekenen of de waarde van de effectenrekening al dan niet de grens van 1 miljoen euro overschrijdt, dient rekening gehouden te worden met “alle financiële instrumenten, zoals onder meer die bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en geldmiddelen, die worden aangehouden op een effectenrekening” (art. 201/3, 4° W.DRT.)

De vraag stelde zich wanneer de geldmiddelen al dan niet in aanmerking genomen moeten worden en meer bepaald wat met geldmiddelen aangehouden op een subrekening van de effectenrekening.

De Minister van Financiën heeft daarop in de parlementaire werkzaamheden gepreciseerd dat “de taks van toepassing is op de waarde van alle elementen die worden aangehouden op een effectenrekening, dat wil zeggen de totale waarde van alle soorten financiële instrumenten en het geldsaldo dat, per definitie, tijdelijk wordt aangehouden op een effectenrekening. Dergelijk geldsaldo zal in wezen tijdelijk en van voorbijgaande aard zijn en daarom zou de methode voor de berekening van de belastbare grondslag, de impact ervan in grote mate moeten verminderen.

Het is duidelijk dat de onderwerping aan de taks zich niet uitstrekt tot een geldrekening die gekoppeld is aan een effectenrekening, of tot een zogenaamde geldsubrekening die afzonderlijk werkt en die enkel met een effectenrekening wordt geïntegreerd in het kader van de rapportering aan klanten.”

Wat de minister juist bedoelde met die “afzonderlijke werking” was niet duidelijk.

In de FAQ van de Administratie wordt nu onder de nummers 13 en 34 verduidelijkt dat “die functionele autonomie met zich meebrengt dat ” alle verrichtingen die door middel van een zichtrekening kunnen worden verwezenlijkt, door middel van een subrekening kunnen worden gesteld.”

Met andere woorden: de subrekening moet de eigenschappen hebben van een betaalrekening om niet bijgevoegd te worden bij de effectenrekening.

De interpretatie van de administratie lijkt ons echter contra legem te zijn omdat de JTER enkel effectenrekeningen viseert, dit wil zeggen “rekening(en) waarop financiële instrumenten mogen worden gecrediteerd of gedebiteerd”.  Door te stellen dat een sub-rekening eveneens onder dat begrip valt, tenzij hij kan voldoen aan alle betaalverrichtingen die op een zichtrekening mogelijk zijn, verruimt zij de definitie van effectenrekening.  Deze verruimde opvatting lijkt juridisch gezien sterk voor betwisting vatbaar.

2. Een ruimere visie over de financiële instrumenten op een effectenrekening die tot de belastbare grondslag behoren

In de financiële sector gaat men ervan uit dat enkel verhandelbare financiële producten op effectenrekening in aanmerking genomen moeten worden voor de berekening van de JTER. Zij vindt dat de effectenrekening gedefinieerd moet worden vanuit haar functie in de effectenafwikkeling van ‘girale’ effecten. De belastbare financiële instrumenten zijn dan ook instrumenten die in dit systeem worden aangehouden. Enkel gedematerialiseerde of geïmmobiliseerde (t.t.z. fysieke effecten opgenomen in een CSD) effecten zijn ‘girale’ effecten. Zij steunt zich daarvoor op artikel 3 van de (EU) verordening nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014.

Bijgevolg vallen volgens haar niet onder de taks, de instrumenten die door hun inschrijving op een effectenrekening niet giraal geworden zijn, maar enkel ter informatie worden weergegeven op de effectenrekening, zoals de nominatieve effecten waarvan de eigendomstitel enkel blijkt uit de inschrijving in het nominatief register), OTC-contracten waarvan de rechten blijken uit het contract (en niet de inschrijving op de effectenrekening), louter informatief ingeschreven fysiek goud, …

De Centrale Administratie ziet dit echter ruimer. Volgens haar viseert de JTER het medium 'effectenrekening' ongeacht de aard van de instrumenten die erop worden aangehouden. Zo werd het begrip 'belastbare financiële instrumenten' volgens haar exemplatief geformuleerd, in plaats van exhaustief. (FAQ nr. 33)

De financiële instrumenten op naam of de contracten inzake afgeleide instrumenten op naam, worden volgens de Centrale Administratie eveneens geviseerd door de JTER, indien deze op een effectenrekening worden aangehouden.

Deze ruime interpretatie en toepassing van de taks op alle financiële instrumenten op een effectenrekening beantwoordt aan de bekommernis om niet te moeten justifiëren onder het gelijkheidsbeginsel waarom bepaalde effecten op een effectenrekening wel en andere niet onderworpen worden aan deze nieuwe taks.

3. Een andere berekening van de waarde van beursgenoteerde afgeleide producten

De wet van 17 februari 2021 tot invoering van een jaarlijkse taks op effectenrekeningen voorziet niet uitdrukkelijk in waarderingsregels van de financiële instrumenten op de effectenrekening.

Volgens de financiële sector kunnen dezelfde regels hernomen worden als degene die toegepast werden onder de eerste versie van de inmiddels afgeschafte TER.

De Centrale Administratie bevestigt deze zienswijze onder nummer 41 van haar FAQ.

Voor de waardering van de belastbare financiële instrumenten in het kader van de toepassing van de JTER, wordt een onderscheid gemaakt tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde financiële instrumenten:

De in aanmerking te nemen waarde op het referentietijdstip is de volgende:

a. voor beursgenoteerde financiële instrumenten: de slotkoers van het financieel instrument.

Wanneer er op één van de referentietijdstippen geen notering is, wordt de slotkoers bepaald op basis van de laatste beschikbare notering.

b. voor de niet-beursgenoteerde gemeenschappelijke beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen: de op het referentietijdstip laatst publiekelijk beschikbare netto-inventariswaarde.

c. voor de andere niet-beursgenoteerde financiële instrumenten:

  • de waarde waarvoor het instrument is opgenomen in het laatst beschikbare overzicht van de financiële instrumenten dat de financiële tussenpersoon aan de titularis moet toezenden. Het gaat om de driemaandelijkse staat die wordt opgesteld in overeenstemming met de informatieverplichting die rust op de tussenpersoon in het kader van de MiFID II reglementering (19);
  •  wanneer het financieel instrument niet is opgenomen in het in het eerste streepje bedoelde overzicht van de financiële instrumenten: de laatst publiekelijk beschikbare marktwaarde, of bij gebrek daaraan, de naar best vermogen geschatte waarde.

Voor het specifieke geval van beursgenoteerde afgeleide producten kan de waarde van die instrumenten op de referentietijdstippen positief of negatief zijn. En hiervoor is er een specifieke visie van de administratie terug te vinden in de FAQ. Deze laatste meent dat een negatieve waarde tot nul moet worden herleid, behalve indien de waarde van het product, zoals vastgesteld in de uitgiftevoorwaarden, negatief kan zijn op het ogenblik van de uitoefening van het recht of op de vervaldag.

Dit standpunt lijkt ons moeilijk verantwoordbaar indien we de vergelijking maken met bijvoorbeeld het aanhouden van dergelijke producten via een ICB, waar wél steeds rekening gehouden wordt met een negatieve waarde bij de berekening van de inventariswaarde van de aandelen van het fonds.

Voor verdere vragen hierover, aarzel niet om ons te contacteren:

Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)

Yannick Cools - Associate (yannick.cools@tiberghien.com)

 

Gepubliceerd in News

Deze regering wenst blijkbaar te volharden in de (her)invoering van een herwerkte jaarlijkse taks op de effectenrekeningen (hierna JTER).  Door te blijven vasthouden aan de effectenrekening als belastbaar feit en te ontkennen dat het hier om een vermogensbelasting gaat, raakt de regering echter in moeilijk uitlegbare situaties die op zijn zachtst gezegd leiden tot ongelijke behandeling, en ook vaak als artificieel aanvoelen.

Gepubliceerd in News
Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com