Toon items op tag: Luxembourg Desk
Julian Wehlen
Julian is sinds 2024 werkzaam bij Tiberghien Luxemburg als Associate in het belastingteam. Daarvoor werkte hij een decennium lang voor een wereldwijd bekende franchiseonderneming.
Julian is gespecialiseerd in vennootschapsbelasting en fusies & overnames. Hij heeft ook educatieve kennis van de Duitse belastingwetgeving en een achtergrond in accountancy.
Als lid van de German Desk adviseert Julian cliënten over grensoverschrijdende transacties met Duitse betrokkenheid. Omdat hij Duits als moedertaal heeft, kan hij cliënten volledig in het Duits adviseren.
Luxemburgse verdragsvrijstelling voor de Jaarlijkse Taks op de Effectenrekeningen op de helling?
De Jaarlijkse Taks op de Effectenrekeningen (hierna: “JTER”) is (o.a.) van toepassing op in België aangehouden effectenrekeningen, zelfs indien deze aangehouden worden door niet Belgische residenten/titularissen.
Zowel de wetgever als de administratie hadden de mogelijke uitwerking van een dubbelbelastingverdrag erkend, zodat vermelde effectenrekeningen en hun buitenlandse titularissen alsnog niet aan belasting onderworpen zouden worden (een beperking van de heffingsbevoegdheid van België).
Een centrale voorwaarde was uiteraard dat er een dubbelbelastingverdrag voorhanden was dat effectief ingeroepen kan worden door de titularis én dat het verdrag zich ook uitstrekte tot o.a. aspecten van vermogensbelasting.
In de administratieve FAQ (laatst gewijzigd per 27 januari 2022) werd een overzicht bijgevoegd dat per land een indeling maakte of België de JTER kon geheven worden of niet. Deze opdeling werd gemaakt op basis van een analyse of het toepasselijke dubbelbelastingverdrag van toepassing was op vermogensbelastingen of niet. De JTER wordt in toepassing van dubbelbelastingverdragen zowel door de wetgever als administratie erkend als een vermogensbelasting.
Op basis van de nog steeds actuele versie van de administratieve FAQ kan men nog steeds Luxemburg terugvinden als verdrag dat een toepassing van de JTER verhindert.
De analyse was dat Luxemburg de exclusieve heffingsbevoegdheid op vermogen exclusief toekent aan de woonstaat: dus het verdrag verhindert de toepassing van de JTER op in België door Luxemburgse residenten (natuurlijke personen, rechtspersonen, …) aangehouden effectenrekening.
Tot voor kort was er dus geen discussie over dit principe.
Echter, hebben twee recente arresten van het Belgische Hof van Cassatie m.b.t. de zgn. jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen (ook wel naar gerefereerd als “abonnementstaks”) deze redenering in vraag doen stellen.
Zo heeft in eerste instantie de Franstalige kamer van het Hof van Cassatie op 25 maart 2022 geoordeeld dat de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen geen vermogensbelasting zou uitmaken, waardoor bijgevolg het verdrag de heffing niet zou verhinderen. Gelet op de inhoudelijke overwegingen van het Hof, kan de uitkomst van dit arrest evenwel met stevige kritiek onthaald worden.
Op 21 april 2022 heeft de Nederlandstalige kamer van het Hof van Cassatie evenwel een tweede arrest geveld dat deze keer vermelde jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen wél kwalificeert als vermogensbelasting (~ volgen wie volgen kan), maar dat het verdrag met Luxemburg slechts een exhaustieve opsomming zou bevatten van welke types vermogensbelastingen gedekt zouden zijn door het verdrag. Aangezien de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen niet in deze limitatieve lijst voorkomt, kon België dus wel degelijk overgaan tot taxatie, althans volgens het Hof.
"De Belgische administratie blijkt nu haar standpunt te willen herzien en aldus in België door Luxemburgse residenten aangehouden effectenrekeningen alsnog te willen onderwerpen aan belastingen"
Hoewel ook het Nederlandstalige arrest zeker niet zonder kritiek is en tegenargumenten gevonden kunnen worden, heeft men nu op korte termijn twee arresten die de heffingsbevoegdheid van België toelaten, althans met betrekking op de jaarlijkse taks op collectieve beleggingsinstellingen.
De JTER vertoont grote gelijkenissen met de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen, waardoor al enige tijd gevreesd werd voor een gevolgtrekking uit vermelde Cassatie arresten. Immers ook de JTER komt niet voor op de – in de visie van het Hof van Cassatie – limitatieve lijst van het dubbelbelastingverdrag België – Luxemburg.
Dit laatste blijkt nu het geval te zijn. De Belgische administratie blijkt nu haar standpunt te willen herzien en aldus in België door Luxemburgse residenten aangehouden effectenrekeningen alsnog te willen onderwerpen aan belastingen. Dit is een duidelijke afwijking van haar eerdere standpunt opgenomen in vermelde FAQ.
Deze wijziging van het administratieve standpunt heeft niet enkel gevolgen voor de Luxemburgse natuurlijke persoon met een in België aangehouden effectenrekening, maar ook voor elke rechtspersoon (bv. de populaire soparfi) of enige andere instelling (bv. een Luxemburgse verzekeringsonderneming in het kader van haar tak-23 verzekeringsactiviteiten) die in België effectenrekeningen aanhoudt.
Vanzelfsprekend werpt dit nieuwe problemen op te meer de eerste referentieperiode reeds geëindigd is (30 september 2021) en de tweede referentieperiode ook al voor de helft overschreden is.
Het Nederlandstalig dossier is bovendien doorverwezen naar het Hof van Beroep van Gent. De Fiscus handelt bijgevolg voorbarig.
Uiteraard staan wij steeds ter beschikking voor verdere vragen en/of opmerkingen.
België - Luxemburg - telewerk grensarbeiders
17/03/2020 :: Belgisch - Luxemburgse overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting : uitzonderlijke coronamaatregel in verband met het telewerk van grensarbeiders :: Thuiswerk Luxemburgse grensarbeider - termijn 24 dagen
Het nieuwe EER-KB neemt ook de normaal belaste Luxemburgse Soparfi in het vizier
Bij KB van 21 november 2018 (EER-KB) heeft de toepassing van de kaaimantaks binnen de EER een grondige metamorfose ondergaan. Waar het ‘oude’ EER-KB van 18 december 2015 enkel voorzag in een limitatieve lijst van juridische constructies met vermelding van de Luxemburgse SPF en de Liechtensteinse Stiftung en Anstalt, voert het nieuwe EER-KB een zeer brede ‘rest’categorie van rechtspersonen in waardoor potentieel alle rechtspersonen in de EER worden geviseerd. Het betreft in het bijzonder alle rechtspersonen die niet aan enige inkomstenbelasting, dan wel aan een inkomstenbelasting van minder dan 1% zijn onderworpen, evenwel te beoordelen volgens de Belgische regels en over een hypothetische Belgische belastbare grondslag.
Wat met terugname waardevermindering op aandelen na zetelverplaatsing?
In een opmerkelijk arrest heeft het hof van beroep te Antwerpen zich recentelijk uitgesproken over de fiscale behandeling van de terugname van een waardevermindering op aandelen na een inbound-zetelverptaatsing. De zaak handelde over een in Luxemburg opgerichte vennootschap die haar zetel overbracht naar België. De vennootschap had waardeverminderingen op aandelen geboekt vóór de zetelverplaatsing, en deze na haar immigratie teruggenomen. Het hof komt tot de conclusie dat de terugnames in België belastbaar zijn (Antwerpen 4 september 2018, 201 6 I ARI 20641).
Voorafgaande beslissing 2017.037 van 14 maart 2017 over de kaaimantaks en de Luxemburgse SICAV-SIF: een moeilijke kwalificatie-oefening...
De “kaaimantaks” is een stelsel van fiscale transparantie met betrekking tot inkomsten behaald door juridische constructies, ingevoerd door de artikelen 38 tot 47 van de Programmawet van 10 augustus 2015, intussen aangepast bij wet van 26 december 2015. De “kaaimantaks” is enkel van toepassing op rijksinwoners en belastingplichtigen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting. Een bijzondere vraag die zich stelt, is in welke mate de kaaimantaks van toepassing is op binnen de EER gevestigde ICB’s. Wij bespreken deze problematiek aan de hand van de “casus” van de Luxemburgse beleggingsvennootschappen, in het bijzonder de Luxemburgse Sicav-SIF (in het Frans “Sicav-FIS” genoemd).
Werkelijke zetel van een buitenlandse holding: voorbereiden is zilver, beslissen is goud
Op 23 november 2017 heeft het hof van beroep Brussel in zijn arrest geoordeeld dat de werkelijke leiding van een Luxemburgse holding voor de boekjaren 2004 tot en met 2006 wel degelijk, in tegenstelling tot wat de fiscale administratie beargumenteerde, in Luxemburg is gelegen en niet in België. Het hof van beroep bevestigt hierbij het eerder tussengekomen vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Brussel dat oordeelde dat de vennootschap slechts belastbaar is in Luxemburg.
Quid beurstaks en beleggingen door “juridische constructies” die onder de Kaaimantaks vallen? : Minister van Financiën “zet de puntjes op de i”
20-04-2017 - Tot en met 31 december 2016 was de beurstaks in principe louter verschuldigd bij verrichtingen in België. De Wet van 25 december 2016 breidde het toepassingsgebied van de Belgische beurstaks uit naar verrichtingen met betrekking tot beleggingen aangehouden in het buitenland. De beurstaks is nu ook verschuldigd indien het “order” voor de verrichting rechtstreeks of onrechtstreeks aan een buitenlandse tussenpersoon wordt gegeven, hetzij door een natuurlijke persoon met gewone verblijfplaats in België, hetzij door een rechtspersoon voor rekening van een zetel of vestiging in België. Een Belgisch spaarder met effectenportefeuille in het buitenland kan vanaf nu dus geconfronteerd worden met de Belgische beurstaks.
Beurstaks: nu ook van toepassing op verrichtingen in het buitenland!
15-03-2017 - Tot en met 31 december 2016 was de beurstaks in principe louter verschuldigd bij verrichtingen met tussenkomst van een professionele tussenpersoon gevestigd in België. Met ingang van 1 januari 2017 is voortaan ook beurstaks verschuldigd op transacties waarbij het order aan een in het buitenland gevestigde tussenpersoon wordt gegeven. Deze uitbreiding van het toepassingsgebied brengt verscheidene implementatie- en interpretatieproblemen met zich mee, zowel voor de Belgische ordergevers als voor de buitenlandse financiële tussenpersonen.
Nieuwe regels Belgische beurstaks. Quid beleggingen door juridische constructies?
Omtrent de draagwijdte van de Belgische beurstaks (hierna TOB) en beleggingen door juridische constructies bestaat enige discussie. Volgens een reactie van de Minister van Financiën in de Kamercommissie Begroting en Financiën kan de notie “onrechtstreeks” ook verwijzen naar orders door juridische structuren waarvan de uiteindelijke begunstigde inwoner van België is en die in principe onder de Kaaimantaks vallen. Dit standpunt kan niet worden verdedigd op grond van de tekst van de nieuwe wettelijke bepaling ter zake de TOB.