Wat voorafging: spin-off verrichtingen
In eerdere nieuwsbrieven (nieuwsbrief van 27 juni 2019 en nieuwsbrief van 23 april 2020) hebben we de vrijstelling van roerende voorheffing voor zogenaamde spin-off verrichtingen, zoals die werd ingevoerd door de Wet van 28 april 2019 in artikel 264, eerste lid, 4° WIB 1992, reeds toegelicht. De vrijstelling is van toepassing voor Belgische rijksinwoners op verrichtingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2019.
De vrijstelling heeft specifiek betrekking op de uitkering van nieuwe aandelen in een beursgenoteerde vennootschap door een andere beursgenoteerde vennootschap (waarin de belastingplichtige eerst belegde), die de aandelen verkreeg in ruil voor de inbreng van een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid. Het betreft bijgevolg een specifieke combinatie van verrichtingen, waarbij aandelen als een dividend in natura worden uitgekeerd aan de belegger. Aangezien er zich economisch geen effectieve verrijking voor de belegger voordeed naar aanleiding van de verrichting, vond de wetgever dat een vrijstelling voor dit type verrichtingen zich opdrong.
De vrijstelling is maar liefst onderworpen aan zeven strikte voorwaarden die cumulatief moeten worden voldaan om toepasbaar te zijn.
Recente rechtspraak: vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Gent van 9 oktober 2024
De rechtspraak heeft zich de voorbije jaren reeds enkele keren gebogen over de problematiek inzake de spin-offs. Recent was het de rechtbank van eerste aanleg te Gent die zich over de kwestie heeft uitgelaten (Rb. Gent 9 oktober 2024, AR 22/3072/A).
In de zaak die werd voorgelegd aan de rechter hield een Belgisch rijksinwoner aandelen in een Amerikaanse beursgenoteerde vennootschap (i.e. DowDuPont) aan op een Belgische effectenrekening. Er vond een spin-off verrichting plaats waarbij de Amerikaanse vennootschap werd opgesplitst in drie onafhankelijke vennootschappen, waarin telkens een andere activiteit werd ondergebracht (bij twee vennootschappen via een inbrengverrichting). De belastingplichtige ontving de nieuw uitgegeven aandelen uit de twee vennootschappen waarin een activiteit door DowDuPont werd ingebracht als dividend vanwege DowDuPont. De Belgische bank hield hierop RV in. De belastingplichtige was het hier niet mee eens en diende een verzoek tot teruggave in van deze RV.
Eerste argumenten: geen sprake van een belastbaar dividend
Vooraleer zich te beroepen op de vrijstellingsbepaling voor spin-off verrichtingen heeft de belastingplichtige ook nog andere argumenten aangehaald die een teruggave van RV moesten rechtvaardigen. Zo was er volgens de belastingplichtige in eerste instantie geen sprake van een belastbaar dividend. Maar deze argumenten konden de rechter niet overtuigen.
De rechter te Gent was van oordeel dat een uitkering van aandelen in natura in het kader van een spin-off verrichting van een Amerikaanse vennootschap, weldegelijk een belastbaar dividend vormt in de zin van artikel 18, al. 1, 1° WIB 1992. Hiervoor verwees ze onder meer naar de ruime wettelijke definitie van het begrip “dividend”, dat “alle voordelen toegekend door een vennootschap aan aandelen en winstbewijzen hoe ook genaamd, uit welken hoofde en op welke wijze ook verkregen” omvat.
Daarnaast verwerpt de rechter het standpunt dat het belastbaar dividend beperkt zou moeten worden tot de werkelijke verrijking in hoofde van de aandeelhouder naar aanleiding van de spin-off verrichting. Hierbij gaat de rechter expliciet in tegen een eerdere uitspraak van het hof van beroep te Bergen van 14 januari 2022 (Bergen 14 januari 2022, 2020/RG/475), waarin dit hof van beroep dit standpunt had ingenomen. Tegen dit arrest zou intussen overigens ook een voorziening in cassatie zijn ingediend, aldus de rechter. Ondertussen heeft het Hof van Cassatie inderdaad uitspraak gedaan over deze zaak waarbij het arrest van Bergen werd verbroken (Cass. 2 januari 2025, F.22.0112.F/1).
Tenslotte haalde de belastingplichtige ook een schending van art. 1 Eerste Aanvullend Protocol bij EVRM (“ongestoord genot van eigendom”) aan door te verwijzen naar een arrest van de Nederlandse Hoge Raad van 24 december 2021. Maar ook dit argument wordt verworpen door de Gentse rechter omdat er geen sprake zou zijn van een “fictief dividend”.
Verwerping vrijstelling RV op spin-offs
Vervolgens heeft de rechtbank van Gent ook de toepassing van de vrijstelling RV verworpen omdat de belastingplichtige er niet in was geslaagd te bewijzen dat aan alle zeven strikte voorwaarden was voldaan.
Meer specifiek oordeelde de rechtbank dat niet (voldoende) werd aangetoond dat de zevende voorwaarde was voldaan, zijnde dat de verrichting als “belastingneutraal of vrijgesteld van belasting” kon worden beschouwd in het land waar de spin-off verrichting plaatsvond (de Verenigde Staten in casu). De documenten die de belastingplichtige had voorgelegd toonden niet aan dat de verrichting in de praktijk belastingneutraal of vrijgesteld was doorgevoerd; zij bespraken enkel de te verwachten fiscale behandeling.
Daarnaast verwees de rechtbank ten overvloede ook nog kort naar het feit dat de fiscale administratie had opgemerkt dat evenmin was aangetoond dat de uitgifte van aandelen verricht werd in ruil voor een inbreng van een tak van werkzaamheid (vierde voorwaarde).
Merk op dat ook de fiscale administratie in haar circulaire van 2020 over deze verrichting reeds had gesteld dat niet kon worden vastgesteld dat aan de vrijstellingsvoorwaarden was voldaan. De administratie had het hier specifiek ook over de voorwaarde dat er sprake moet zijn van een inbreng van een tak van werkzaamheid.
Besluit
Uit de opsomming van enkele concrete casussen door de fiscale administratie in de circulaire van 2020 (zoals de DowDupont-verrichting) bleek reeds dat de bewijsvoering voor de belegger moeilijk is om deze vrijstelling inzake RV te kunnen claimen. Dit wordt nu ook bevestigd in de rechtspraak. De eisen die de rechtbank inzake de bewijsvoering stelt, zijn in de praktijk wellicht onhaalbaar voor een Belgische belegger. Ook de andere aangehaalde argumenten door de belastingplichtige die een terugvordering van RV zouden rechtvaardigen worden door deze rechtspraak van tafel geveegd.
Corporate actions zorgen al langer voor soms onbillijke fiscale gevolgen voor particuliere beleggers. Wat betreft de spin-offs is de onzekerheid alleszins nog steeds niet weggenomen. Desalniettemin kan het in de praktijk raadzaam zijn om verrichtingen te onderzoeken en te bekijken of de vrijstellingsvoorwaarden zijn voldaan.
Vanzelfsprekend staan wij steeds ter beschikking voor verdere vragen.