De inkomsten uit een dienstbetrekking zijn in principe belastbaar in de woonstaat van de werknemer.
Wanneer de beroepsactiviteit echter uitgeoefend wordt in de andere verdragsstaat (de werkstaat), dan is de werkstaat bevoegd om het beroepsinkomen te belasten. Er geldt evenwel een uitzondering: indien de volgende drie voorwaarden op cumulatieve wijze vervuld worden, is de woonstaat toch heffingsbevoegd:
-
De werknemer verblijft minder dan 183 dagen in de werkstaat
Onder het nieuwe verdrag moet de periode van 183-dagen beoordeeld worden in een tijdvak van 12 maanden dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastbaar tijdperk. Dit is een wijziging ten aanzien van het huidige verdrag, waarbij de beoordeling of een werknemer 183-dagen aanwezig is in de werkstaat per kalenderjaar moet gebeuren.
-
De beloning wordt betaald door (of namens) een werkgever die géén inwoner van de werkstaat is
Ook deze voorwaarde wijkt af van het huidige verdrag met Frankrijk. In het huidige verdrag wordt gesteld dat de bezoldiging ten laste genomen moet worden door een werkgever gevestigd in de woonstaat.
-
De beloning komt niet ten laste van een vaste inrichting van de werkgever in de werkstaat
Een voorbeeld ter verduidelijking: stel dat een Belgische werknemer in Frankrijk werkt voor een Italiaanse werkgever. De werknemer verblijft minder dan 183 dagen in Frankrijk en de bezoldiging wordt betaald door de Italiaanse werkgever. Er is geen vaste inrichting in Frankrijk.
Onder het huidige verdrag tussen België en Frankrijk zal de bezoldiging die de werknemer ontvangt belastbaar zijn in Frankrijk. De bezoldiging komt immers ten laste van een Italiaanse werkgever en niet van een werkgever gevestigd in de woonstaat van de werknemer (België). Onder het nieuwe verdrag zal België belasting mogen heffen op het beroepsinkomen van de werknemer. Hier is het immers enkel van belang dat de werkgever geen inwoner is van de werkstaat (Frankrijk).
Een ander voorbeeld dat de wijziging van de 183 dagen telling illustreert: een Belg verblijft in Frankrijk voor werkzaamheden en dit van oktober van het jaar X tot en met november van het daaropvolgende jaar (jaar X+1). Onder het huidige verdrag zal de werknemer voor de periode oktober – december van jaar X geacht worden minder dan 183 dagen (in het kalenderjaar) in Frankrijk te verblijven. Onder het nieuwe verdrag zal de werknemer ook voor de periode oktober – december van het jaar X geacht worden meer dan 183 dagen (in een tijdperk van 12 maanden) in Frankrijk te zijn.
De wijziging van het dubbelbelastingverdrag kan dus een invloed hebben op ondernemingen en hun werknemers. Indien een ander land heffingsbevoegd wordt onder het nieuwe verdrag tussen België en Frankrijk zal dit immers correct verwerkt moeten worden in de payroll door de werkgever en in de individuele aangifte van de werknemer. Ook het netto-inkomen van de werknemer kan een positieve of negatieve wijziging ondervinden bij een wijziging van de heffingsbevoegdheid naar het andere land. Met dit laatste kan best rekening gehouden worden bij bijvoorbeeld loononderhandelingen.
Katrien Bollen – Senior associate (katrien.bollen@tiberghien.com)
Liana Willemse – Associate (liana.willemse@tiberghien.com)