Koen Van Duyse bespreekt in zijn columns voor het magazine Trends actuele fiscale onderwerpen met een kritische pen.
Het blijft jammer dat aan ons fiscale huis een nieuw complex aanhangsel moet worden bijgebouwd, schrijft Koen Van Duyse.
In 1987 zette ik mijn eerste stappen in het belastingrecht. Vrijwel iedereen riep toen op om de inkomstenbelastingen te vereenvoudigen. Die roep werd met de jaren sterker, tot vandaag. Alle burgers verlangen naar een eenvoudig belastingstelsel. Alle politieke partijen roepen te pas, maar ook te onpas op om zo snel mogelijk in die richting te hervormen. De meeste regeerakkoorden, zo niet allemaal, bevatten een passage waarin vereenvoudigingen worden aangekondigd.
Ondertussen, bijna veertig jaar later, heb ik weinig vereenvoudiging gezien, op uitzonderingen na. Wel zag ik vaak het omgekeerde. Fiscale hervormingen zijn zoals woningrenovaties. Bouwkundig ingenieurs met gezond verstand pleiten eerder voor sloop en wederopbouw om een hedendaags en coherent geheel te realiseren. Daar komt men niet toe. De op één na beste optie zou het volledig strippen van het huis zijn. In realiteit verandert men enkel hier een daar wat en voegt men dingen toe om te eindigen in een mengelmoes van smaken en stijlen.
Carried interest of lucratief belang
We krijgen er nu een nieuw en moeilijk bijgebouw bij. De benaming alleen al: een carried-interest-regeling. In Nederland gebruikt men daar de term ‘lucratief belang’ voor. Dat is een techniek om managers van een onderneming die mee risico nemen, skin in the game, op een bijzondere manier te vergoeden. Er bestaan veel varianten van. Het komt er vaak op neer dat men een structuur opzet, gebruikmakend van bijzondere vehikels, waarbij de gewone investeerder een passend rendement realiseert en de manager van het ondernemingsproject minder hoeft te investeren, maar als beloning toch een hoger rendement kan halen.
Dat rendement kan vele vormen aannemen. Dividenden of intresten die belastbaar zijn tegen 30 procent. Of winst uit een aandelenoptieplan dat onderworpen is aan een specifiek fiscaal regime. Of via bonussen belastbaar tegen 50 procent. Of via een vergoeding voor de managementvennootschap belastbaar tegen 25 procent. Of een meerwaarde op aandelen, die belastingvrij blijft. Vooral die laatste vorm leidt tot nogal wat betwistingen, met rechtspraak die alle kanten uitgaat. Zo vindt de ene rechter dat het een belastbaar beroepsinkomen is, vermomd als belastingvrije meerwaarde. Een andere rechter vindt het een divers inkomen, belastbaar tegen 33 procent en nog een andere bevestigt de belastingvrijstelling.





