In de laatste beslissing, nummer 18 008 van 16 april 2018, ging het over 2 echtgenoten met 3 kinderen, gehuwd onder scheiding van goederen, die een vordering hadden naar aanleiding van de verkoop van aandelen van hun bvba aan een van hun kinderen. Ze wilden deze laten toekomen aan de langstlevende, op een onherroepelijke manier.
In de motivering [2] wordt erop gewezen dat de rechtspraak zich soepel opstelt bij de concrete beoordeling van de gelijke kansen: een groot leeftijdsverschil vormt voor de hoven en rechtbanken geen beletsel voor de gelijkwaardigheid van kansen: 10 jaar, 14 jaar, zelfs 16 jaar wordt aanvaard.
Dat is zo, aangezien het in kwestie gaat over een schuldvordering, ook al wordt overeengekomen dat alle tegoeden die op een aparte rekening komen naarmate de schuldvordering wordt betaald, ook onder het beding van aanwas zullen komen.
Het gaat ook over een beding onder bezwarende titel, aangezien de kansen evenwichtig zijn, aldus de belastingdienst [4]. Die gelijkwaardigheid wordt beoordeeld bij het afsluiten van het beding, niet bij het realiseren van de voorwaarde [5]. Een aanwas kan afgesloten tussen echtgenoten, als het gaat over eigen goederen, niet over de goederen van de huwgemeenschap [6]. Het beding is niet geldig voor goederen verkregen na het contract; dan is het beding van aanwas immers niet langer ten bijzondere titel [7].
Vergeldend contract versus schenking
Naar mijn mening niet. Het Burgerlijk Wetboek zelf geeft de definities van de verschillende contracten in de artikelen 1101 en volgende BW, en daar wordt gezegd:
- dat een contract uit vrijgevigheid (of ‘om niet’) datgene is waarbij 1 partij aan de andere geheel om niet een voordeel verschaft [9];
- dat een contract onder bezwarende titel dat degene is waarbij aan elke partij de verplichting wordt opgelegd om iets te geven of te doen [10];
- en dat, wanneer het gelijkwaardige gelegen is in de kans van winst of verlies, het gaat om een kanscontract [11].
Zelfs wanneer het beding van aanwas dus onevenwichtig zou zijn, dan nog blijft het een contract onder bezwarende titel, zolang er een zekere tegenprestatie is; er andere woorden: zolang er een zekere inbreng geweest is vanwege de bevoordeelde partij.
Het is dan geen “vergeldend contract” meer, waarbij elke partij aan de andere iets geeft of doet, dat beschouwd wordt als gelijkwaardig met wat zij krijgt [12]. Maar is daarom nog geen contract “om niet”.
Dat belet niet dat het dan om een schenking kan gaan. Er zijn immers ook schenkingen onder bezwarende titel [13], bijvoorbeeld de schenkingen onder last. Dat belet niet dat de schenking voor het geheel een schenking blijft [14], en dat de registratierechten op het geheel van de schenking verschuldigd zouden zijn, zonder aftrek van de lasten [15].
Samenvattend:
- krijgt elke partij iets gelijkwaardigs, dan gaat het om een vergeldend contract. Dat gelijkwaardige kan liggen in een kans, en dan gaat het om een kanscontract;
- krijgt elke partij minstens iets van de tegenpartij, dat echter niet gelijkwaardig is aan wat zij geeft, dan gaat het niet meer om een vergeldend contract, maar nog altijd om een contract onder bezwarende titel. Is de ongelijkheid bedoeld, dan gaat het om een schenking voor het geheel, en zal ook de schenkbelasting over het geheel geheven worden;
- krijgt een partij niets van de andere, dan gaan het om een echt contract om niet.
In de terminologie van het Burgerlijk Wetboek had de beslissing dus eigenlijk moeten luiden: “dat de overeenkomst kwalificeert als een kanscontract” (zonder meer), of “dat de overeenkomst kwalificeert als een vergeldend contract”. Maar de bedoeling van de belastingdienst is gelukkig wel duidelijk.
Scheiding van goederen of niet
Wie trouwt met gemeenschap van goederen, en deze nadien toebedeelt aan de langstlevende, doet dit tegen een erfbelasting van 0-27%, ook op de roerende goederen. Echtgenoten die samen € 1.000.000 bespaard hebben, betalen hierover dus bij het overlijden van de eerststervende erfbelasting over € 500.000, hetzij € 87.500. Hiervan zal in de toekomst, ingevolge het voorontwerp van decreet tot modernisering van de erfbelasting, aangepast aan het nieuwe erfrecht, dat de Vlaamse regering heeft ingediend bij het Vlaamse parlement, € 75.000 vrijgesteld zijn. Maar dit betreft alleen de laagste schijven het zij een belastingvermindering van € 3.750. Er blijft dus € 83.750 te betalen.
Wie trouwt met scheiding van goederen, en over zijn roerend vermogen een beding van aanwas afsluit, betaalt hierover niets: geen erfbelasting, en ook geen registratiebelasting.
Wie oren heeft om te horen, hij hore [16]…
Rik Deblauwe
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op www.jubel.be.
[1] standpunt 16 092 en 17 044, voorafgaande beslissingen 17 025, 17 030, 17 053, 18 006, 18 009, 18 010, 17 058, 17 056, 18 008, allemaal op de website van de Vlaamse belastingdienst: https://belastingen.vlaanderen.be/
[2] nummer 30 van de voorafgaande beslissing nummer 18 008
[3] nummer 42 van de voorafgaande beslissing nummer 18 008
[4] nummer 45 van de voorafgaande beslissing nummer 18 008
[5] nummer 46 van de voorafgaande beslissing nummer 18 008
[6] nummer 49 van de voorafgaande beslissing nummer 18 008
[7] nummer 51 van de voorafgaande beslissing nummer 18 008
[8] Zie Deblauwe, het nieuwe erfrecht anno 2018, burgerrechtelijk en fiscaal, KnopsPublishing, 2018, nummer 512 en volgende.
[9] artikel 1105 BW
[10] artikel 1106 BW
[11] artikel 1104 BW
[12] artikel 1104 BW
[13] Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse registratiebelasting, Knops Publishing, 2017, randnummer 542.
[14] Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse registratiebelasting, Knops Publishing, 2017, randnummer 544
[15] artikel 2.8.3.0. In § 1, en Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse registratiebelasting, Knops Publishing, 2017, randnummer 546.
[16] Marcus 4:23.