Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>Publications>'Heffing op sparen': legalisering uitbreiding geviseerde fondsen

woensdag, 28 februari 2018

'Heffing op sparen': legalisering uitbreiding geviseerde fondsen

Het ontwerp van Programmawet dat op dit ogenblik in de Kamer behandeld wordt, voorziet niet enkel in een verlaging van de drempel vanaf wanneer de 'heffing op het sparen' van toepassing is. Het voert ook een terminologische wijziging door, die tot gevolg heeft dat de eerder door de Administratie vooropgestelde uitbreiding van de geviseerde fondsen nu een wettelijke basis krijgt (Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2746/001; zie reeds kort, Fisc., nr. 1536 , p. 2).

Heffing op sparen

De 'heffing op het sparen' rangschikt onder de inkomsten die belastbaar zijn als 'interesten' (en dus aan roerende voorheffing onderworpen zijn) een deel van de opbrengst die men verkrijgt bij inkoop of verhandeling van rechten van deelneming in bepaalde instellingen voor collectieve belegging. Het gaat om fondsen die minstens een bepaald percentage van hun vermogen beleggen in kwalificerende schuldvorderingen. Dat percentage bedraagt vandaag 25 % (art. 19bis WIB 1992).

Verlaging drempel

Om ook fondsen die slechts in zeer beperkte mate in schuldvorderingen beleggen in aanmerking te nemen, is er voor gekozen de drempel verder te verlagen, maar niet volledig op te heffen. De drempel zal, vanaf 1 januari 2018, 10 % bedragen. Op die manier blijven pure aandelenfondsen buiten schot en worden zij niet mee in het bad getrokken omwille van de liquide middelen die zij exclusief en tijdelijk ten dienste van hun beleggingsbeleid in aandelen achter de hand houden en die ook als schuldvorderingen worden beschouwd.

Een 'onschuldige' terminologische aanpassing?

Tot nu toe spreekt de wet in het kader van de 'heffing op het sparen' over 'collectieve beleggingsinstellingen in effecten' (ICBE) die hun vermogen voor meer dan het voormelde percentage in schuldvorderingen beleggen. Het ontwerp van Programmawet (art. 88) vervangt deze term nu door de term 'instelling voor collectieve belegging' (ICB). De bedoeling is, alternatieve instellingen voor collectieve belegging (AICB) die niet enkel in effecten beleggen, binnen het toepassingsgebied van de 'heffing op het sparen' te brengen (MvT, nr. 54-2746/001, 44).

Bij nader inzien gaat het om de wettelijke bevestiging van een uitbreiding die de Administratie al vorig jaar bij wijze van administratieve circulaire heeft trachten door te drukken (Fisc., nr. 1473 , p. 3).

De term 'collectieve beleggingsinstelling in effecten' (ICBE) bestaat niet als dusdanig in het Belgisch recht. Het is een term ontleend aan Europese richtlijnen waar men het in het Engels heeft over 'UCITS' ('Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities') en in het Frans over 'OPCVM' ('Organismes de Placement Collectif en Valeurs Mobilières'). Doorgaans gebruikt men deze termen op Europees niveau om collectieve beleggingsinstellingen met een Europees paspoort aan te duiden.

In 2013 werd de 'heffing op het sparen' uitgebreid naar fondsen 'zonder' Europees paspoort, maar behield de wetgever wel de term 'ICBE'. Wat daaronder in het kader van de aldus uitgebreide regeling verstaan moest worden, werd gepreciseerd in een circulaire van 25 oktober 2013 (Circulaire nr. Ci.RH.231/629.328 (AAFisc Nr. 41/2013); Fisc., nr. 1360 , p. 9).

Volgens deze circulaire moet het begrip 'effecten' zo worden begrepen dat de betreffende instellingen voor collectieve belegging de ingezamelde financiële middelen moeten beleggen in welbepaalde categorieën van beleggingen die opgesomd waren in de wet van 3 augustus 2012 "betreffende bepaalde vormen van collectief beheer".

Die opsomming bevatte negen categorieën. Daartoe behoorden om te beginnen "beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van de [Europese] richtlijn 2009/65/EG" (inzake de erkenning als fonds 'met Europees paspoort'); en ten tweede ook de beleggingen in "financiële instrumenten en liquide middelen". Onder de zeven andere toegelaten beleggingen kwamen - onder meer - "grondstoffen" voor, "vastgoed", en ook "financiële instrumenten die zijn uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen".

In haar circulaire kwam de Administratie tot het besluit, dat enkel de ICBE's die opteren voor de voormelde eerste twee categorieën van toegelaten beleggingen, bedoeld waren in het kader van de 'heffing op het sparen'. En dus niet de ICBE's die opteren voor één van de zeven andere categorieën (waaronder, zoals gezegd, onder meer ook de financiële instrumenten die zijn uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen).

In een 'addendum' bij deze circulaire merkte de Administratie vorig jaar evenwel op, dat de financiële wetgeving inmiddels gewijzigd is, zodat de verwijzing naar de voormelde negen categorieën "niet langer houdbaar is" (addendum van 8 april 2016; Fisc., nr. 1473 , p. 3). Concreet had dit volgens haar tot gevolg, dat elke ICBE - ongeacht haar beleggingspolitiek - voortaan geviseerd wordt, zodra zij rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan de gestelde drempel belegt in schuldvorderingen. En dat dit dus voortaan ook geldt voor ICBE's die bv. het beleggen in schuldvorderingen van niet-genoteerde vennootschappen als beleggingspolitiek hebben. Zij vielen volgens de Administratie nu ook in de scope van de 'heffing op het sparen'.

Dit addendum stond haaks op wat eerder afgesproken was met de financiële sector en de fondsenindustrie. Bovendien stond het op gespannen voet met de tekst van de wet waar tot vandaag, zoals gezegd, nog altijd uitdrukkelijk sprake is van 'collectieve beleggingstellingen in effecten'.

Door deze term nu te vervangen door het ruimere begrip 'instelling voor collectieve belegging', wordt dit laatste obstakel opgeruimd, en bezorgt de wetgever een wettelijke basis aan het addendum van 8 april 2016.

Gevolgen

De terminologische aanpassing heeft tot gevolg dat voortaan fondsen onder toepassing van de 'heffing op het sparen' kunnen vallen die er tot nog toe wettelijk buiten vielen. Denk in het bijzonder aan fondsen voor risicokapitaal zoals Belgische openbare PRIVAK's en de Luxemburgse SICAR, alsook aan 'hedge funds'.

Belgische openbare PRIVAK's of Private Equity fondsen zijn alternatieve beleggingsinstellingen die de financiële middelen die zij aantrekken, beleggen in financiële instrumenten die zijn uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen of in andere door de Koning toegelaten beleggingen (cf. de in art. 183, eerste lid, 5° en 6° van de wet van 19 april 2014 bedoelde beleggingen).

Dit kunnen evengoed obligatieleningen of converteerbare obligatieleningen zijn aan startende ondernemingen of ondernemingen die op korte termijn naar de beurs willen gaan.

Hetzelfde geldt voor de Luxemburgse SICAR (Société d'Investissement en Capital à Risque). Dergelijke beleggingsvennootschap investeert niet noodzakelijk enkel in aandelen, zoals haar benaming kan doen vermoeden. Ook obligatieleningen, overbruggingskredieten, mezzanineleningen, of converteerbare obligatieleningen zijn mogelijk.

Daarmee kunnen zij ook de grens van 10 % in schuldvorderingen overschrijden.

Voordien waren 'private equityfondsen' ook uitgesloten op grond van de opsomming van niet-geviseerde producten in de circulaire van oktober 2013, maar die is achterhaald door de voorgestelde wetswijziging.

Eenzelfde redenering en uitbreiding gelden eveneens voor 'hedge'fondsen en ETF's of trackers, die niet enkel gekoppeld zijn aan een index van een aandelenbeurs. Ook zij waren tot hiertoe dikwijls uitgesloten omdat zij doorgaans beleggen in afgeleide financiële producten (opties, termijncontracten op effecten, deviezen en beursindexcontracten).

De uitbreiding is wel slechts van toepassing op de inkomsten betaald of toegekend voor vanaf 1 januari 2018 verworven rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging. Financiële instellingen zullen deze nieuwe scharnierdatum dus moeten opnemen in hun berekeningsprogramma's.

Hierbij rijst nog de vraag op welke manier de rechten van deelneming verworven moeten zijn. Noch de wet, noch de parlementaire voorbereiding verduidelijken of enkel verwervingen ten bezwarende titel dan wel ook verwervingen ten kosteloze titel bedoeld zijn.

Het is echter zeer de vraag of deze fondsen die doorgaans in het buitenland gevestigd zijn, de moeite zullen nemen om voor Belgische beleggers een asset-test te doen of een Belgische TIS (taxable income per share) te berekenen om de belastbare component bij inkoop of verhandeling te kunnen bepalen. Bij gebrek aan asset-test valt men terug op de 'default' regeling van artikel 19bis, § 1, alinea 7 WIB 1992 : "Bij gebrek aan informatie over het voormelde percentage van het vermogen van de collectieve beleggingsinstelling dat is belegd in schuldvorderingen, wordt dit percentage geacht 100 % te bedragen". Met als gevolg dat roerende voorheffing op de totale meerwaarde ingehouden zal moeten worden, tenzij het om een puur aandelenfonds gaat.

Hierbij moet ook opgemerkt worden dat er voor deze 'nieuwkomers' in geen enkele overgangsmaatregel voorzien wordt qua tijdstip voor de berekening van hun eerste asset-test, bijvoorbeeld op datum van 31 december 2017.

Toen de 'heffing op het sparen' vanaf 1 juli 2013 werd uitgebreid naar Europese fondsen zonder Europees paspoort, werd bij administratieve circulaire van 25 oktober 2013 toegelaten slechts één enkele berekening te maken op 30 juni 2013 in plaats van een gemiddelde op grond van het halfjaarlijks rapport en het jaarrapport. Een soortgelijke 'versoepeling' is ook nu welkom. Deze en andere onzekerheden zouden zo vlug mogelijk uitgeklaard moeten worden in een administratieve circulaire.

Fiscoloog 1546, p. 7

Publicatiedatum: 13 december 2017

Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com