Advocaten / Avocats / Lawyers

Home>Publications>Voorontwerp van Vlaams decreet, over het verrekenbeding en andere zaken

woensdag, 06 december 2017

Voorontwerp van Vlaams decreet, over het verrekenbeding en andere zaken

Minister Tommelein, de Vlaamse minister van financiën heeft een voorontwerp van decreet klaar met een aantal interessante bepalingen inzake erf- en registratiebelasting [1]. Het gaat nog maar om een voorontwerp, en we gaan er dus niet te diep op in, maar het lijkt ons toch nuttig om te laten weten waarover het gaat.

Verrekenbeding fiscaal genegeerd

1. Een eerste maatregel is gericht tegen het verrekenbeding. Dat is een beding in een huwelijkscontract van scheiding van goederen, waarbij de ene echtgenoot een vordering krijgt op de andere, meestal op het einde van het stelsel, bij overlijden of ook bij echtscheiding. De oorspronkelijke bedoeling van deze clausule was erop gericht om de vermogensongelijkheid tussen beide echtgenoten te herstellen, niet in natura, maar in waarde. Veronderstel dus dat de ene echtgenoot 100 bezit, en de andere nul, dan krijgt de minst vermogende een vordering van 50 op de meest vermogende, en hebben ze per saldo economisch gezien elk 50. Maar men kan ook verder gaan, en bijvoorbeeld de langstlevende echtgenoot een vordering geven die gelijk is aan het volledige vermogen (100 in het voorbeeld) van de eerststervende. Economisch gezien is de nalatenschap dan leeg.

Het Hof van Cassatie heeft aanvaard [2] dat de vordering die hieruit voortvloeit niet belastbaar is in hoofde van de langstlevende, maar wel aftrekbaar als schuld in de nalatenschap voor de berekening van de erfbelasting.

Sindsdien zijn er een aantal arresten geweest van de Hoven van beroep, die in dezelfde zin geoordeeld hebben.

Volgens de nota aan de regering [3] bedraagt de erfbelasting voor de hangende geschillen in dit verband al meer dan € 2,4 miljoen. Het spreekt voor zich, aldus die nota,

“dat een veralgemeende toepassing van deze techniek de inkomsten met betrekking tot de erfbelasting zwaar zouden kunnen aantasten.

Als we weten dat in 2016 in de categorie ‘echtgenoot/samenwonende partner met vrijstelling gezinswoning’ voor een bedrag van 161.238.479 euro erfbelasting werd ingekohierd (belastbare grondslag : 2.726.765.178 euro) en wetende dat ongeveer 1 op de 4 huwelijken een stelsel van scheiding van goederen voorziet is de financiële impact van deze problematiek aanzienlijk.”

2. Vandaar dat de wet wordt gewijzigd.

Nu zou men denken dat een verrekenbeding, dat economisch gezien toch min of meer gelijk staat met een toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen, ook ongeveer gelijk behandeld zou worden, en dat men dus de vordering, in de mate dat zij meer bedraagt dan de helft van het vermogen waarop zij betrekking heeft, belast zou worden bij degene die ze ontvangt. Wanneer dus, opnieuw, echtgenoot A 100 bezit en echtgenoot B 0, dan zou de vordering uit het verrekenbeding tot beloop van 50 onbelast blijven, maar daarboven wel belast worden. Is er vordering hoger, dan zou er in die mate erfbelasting zijn.

3. Het ontwerp gaat echter een andere richting uit. Het laat de vordering onbelast, zoals ook het Hof van Cassatie had beslist, maar maakt ze niet aftrekbaar in de nalatenschap voor de berekening van de erfbelasting.

Artikel 14 [4] zegt immers:

“Voor de inning van het successierecht worden andere schuldvorderingen dan de schuldvorderingen, vermeld in artikel 2.7.3.2.7, die voortkomen uit de toepassing van een beding in een huwelijksovereenkomst dat door de erflater en zijn partner is overeengekomen en dat betrekking heeft op de vereffening van hun huwelijksvermogensstelsel, niet in aanmerking genomen”.

En artikel 15 [5] preciseert:

“Andere schulden dan de schulden, vermeld in artikel 2.7.3.2.7, die voortkomen uit de toepassing van een beding in een huwelijksovereenkomst dat door de erflater en zijn partner is overeengekomen en dat betrekking heeft op de vereffening van hun huwelijksvermogensstelsel worden niet beschouwd als schulden van de erflater die op de dag van zijn overlijden bestaan”.

De verrekenschuld wordt dus noch belast, noch afgetrokken.

Dat betekent dus dat echtgenoot B wel haar vordering krijgt, van 50 of meer, in het voorbeeld, maar hier niet op belast wordt, en dat de erfgenamen van echtgenoot A, de overledene dus, belast zullen worden zonder rekening te houden met deze vordering.

4. Dit kan wel eens onverwachte gevolgen hebben. Wanneer de erfgenamen van A ook de kinderen zijn van de echtgenote, dan zullen deze wellicht een onderlinge regeling treffen om de erfbelasting op een billijke manier onder elkaar te verdelen.

Veronderstel echter dat de erfgenamen niet de kinderen zijn van de echtgenote, maar kinderen zijn uit een vorige relatie, dan zullen deze dus belast worden op iets wat niet zij ontvangen, terwijl de langstlevende echtgenote niet belast wordt op de vordering die ze verkrijgt. De kans dat in deze situatie een billijke regeling tussen de erfgenamen wordt gevonden, is al kleiner.

Bij een 100-0 verrekenbeding over het volledige vermogen ontvangen de kinderen per saldo zelfs niets, terwijl ze toch belasting moeten betalen. De kans bestaat dus dat zij de nalatenschap zullen verwerpen [6]. Als ook de andere erfgenamen dan verwerpen, komt de nalatenschap per saldo toe aan de Belgische staat, die hierover wel erfbelasting verschuldigd zal zijn aan het Vlaamse gewest. Voor legaten aan de Belgische staat is er wel een verlaagd tarief voorzien van 8,5% [7], maar het gaat hier niet om een legaat maar om een verkrijging krachtens het gewoon erfrecht. De staat zal dus over de verkrijging door de echtgenote het volle tarief tussen vreemden, tot 65%, verschuldigd zijn.

5. De staat zal allicht niet geneigd zijn de nalatenschap te aanvaarden, en dus zal de nalatenschap onbeheerd blijven, maar artikel 13 van het voorontwerp wijzigt artikel 2.7.2.0.1 van de codex, en stelt dat in voorkomend geval ook de onbeheerde nalatenschap successierecht verschuldigd is.Dit worden dus nog interessante discussies. 

Overnamebedingen en Clausule Casman ook voorbij?

6. Maar er is meer. Vele huwelijkscontracten van gemeenschap van goederen bevatten immers bedingen waardoor de langstlevende een of meer goederen uit de gemeenschap, of zelfs de hele nalatenschap, krijgt of kan verkrijgen, mits betaling aan de nalatenschap. Het contract bevat bijvoorbeeld een beding dat bepaalt dat de langstlevende echtgenoot de gezinswoning, een of meer onroerende goederen, of andere goederen naar keuze kan overnemen op schatting. Ook dat is een schuld die voortkomt “uit de toepassing van een beding in een huwelijksovereenkomst dat door de erflater en zijn partner is overeengekomen en dat betrekking heeft op de vereffening van hun huwelijksvermogensstelsel”, en het is geen terugneming of vergoeding zoals bedoeld in artikel 2.7.3.2.7. Ook die schuld zou dus niet aftrekbaar zijn, noch bij het eerste noch bij het tweede overlijden.

7. Hetzelfde geldt voor de toebedeling van de hele gemeenschap onder last betaling van de waarde van de helft van aan de nalatenschap, de zogenaamde clausule Casman, die echter al bekend was in 1826 [8].

Wanneer de regel wet wordt zou de berekening van de belasting wel aanzienlijk vereenvoudigen: geen waardering meer van vorderingen, bij successies. Zou dit misschien de achterliggende bedoeling ervan zijn?

In elk geval: als het zover komt dienen alle huwelijkscontracten herzien te worden, op hun fiscale gevolgen.

De regeling over de verwerping verdwijnt

8. Een zeer goede maatregel daarentegen betreft de verwerping. In artikel 2.7.7.0.3 is nu bepaald dat, in geval van verwerping door een erfgenaam, de erfbelasting, verschuldigd door de persoon die daarvan het voordeel genieten, niet lager mag zijn dan de erfbelasting die de verwerpen had moeten betalen. Er is wel betwisting over de methode van berekening [9].

9. Die bepaling had - en heeft tot nu toe dus nog altijd – ook tot gevolg dat de zogenaamde vrijwillige erfenissprong, waardoor ouders kunnen verwerpen ten voordele van hun kinderen [10], tot een hogere belasting aanleiding geeft dan wanneer de kinderen rechtstreeks van hun grootouder zouden erven. Door het voorontwerp wordt deze bepaling nu opgeheven.

10. De memorie van toelichting bij het voorontwerp geeft hierbij als commentaar:

“Vermits dit een volstrekt geoorloofde techniek is, lijkt het onbillijk het gebruik van deze techniek nog langer fiscaal te sanctioneren door de bepaling vervat in artikel 2.7.7.0.3 VCF. Oorspronkelijk bedoeld als een bepaling om fiscaal geïnspireerde verwerpingen te bestrijden, heeft deze vandaag eerder een potentieel contraproductief effect op verwerpingen die vanuit de overheid net gefaciliteerd worden om een erfenissprong te realiseren.

Verder heeft de praktijk uitgewezen dat de regel van artikel 2.7.7.0.3 VCF, die zoals vermeld in oorsprong een specifieke antimisbruikregel was, ook in andere situaties vaak moet worden toegepast terwijl er hoegenaamd geen sprake is van misbruik.”

Dit lijkt mij dus een zeer positieve maatregel.

Rik Deblauwe

 

Dit artikel verscheen eerder op www.lexfin.be (5/09/2017).


[1] Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot verdere regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, diverse fiscale bepalingen, en de overname van de dienst van de belasting op spelen en weddenschappen, de automatische ontspanningstoestellen en de openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken, VR 2017 1407 DOC.0672/2BIS.

[2] Cass. 24 maart 2007

[3] nota aan de Vlaamse regering,, VR 2017 1407 DOC.0672/1BIS

[4] dat een nieuw artikel 2.7.3.2.14 van de Vlaamse codex invoert

[5] Dat punt 1° van artikel 2.7.3.4.1, eerste lid van de Vlaamse codex vervangt

[6] afgezien van vordering tot inkorting, enzovoort, maar dit laten we hier in het midden.

[7] de Belgische staat is immers ook een staat in de Europese economische ruimte, zie artikel 2.7.4.2.1, eerste lid ten vierde van de codex

[8] Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse erfbelasting, Knops Publishing, 2015, 88, nr. 163.

[9] Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse erfbelasting, Knops Publishing, 2015, 541, nummer 1199 en volgende.

[10] artikel 739 van het Burgerlijk Wetboek (wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek.

Tiberghien Brussels

Tour & Taxis

Havenlaan|Avenue du Port 86C B.419
BE-1000 Brussels

T +32 2 773 40 00

F +32 2 773 40 55

info@tiberghien.com

Tiberghien Antwerp

Grotesteenweg 214 B.4
BE-2600 Antwerp

T +32 3 443 20 00

F +32 3 443 20 20

info@tiberghien.com

Tiberghien Ghent

Esplanade Oscar Van de Voorde 1
BE-9000 Gent

T +32 9 216 18 00

info@tiberghien.com

Tiberghien Hasselt

Torenplein 7 B13.1
BE-3500 Hasselt

T +32 11 57 00 13

info@tiberghien.com

Tiberghien Luxembourg

23, Boulevard Joseph II
LU-1840 Luxembourg

T +352 27 47 51 11

F +352 28 66 96 58

info@tiberghien.com