Print deze pagina

donderdag, 29 maart 2018

Delft het eenjarigheidsbeginsel het onderspit t.o.v. het gezag van gewijsde, zelfs indien juridische opvattingen inmiddels zijn gewijzigd na ruim tijdsverloop?

De heer X. en mevrouw Y. huwden in het jaar 1969. Dit huwelijk bracht 4 kinderen voort. ln 1992 kwam het tot een feitelijke scheiding tussen de heer X. en mevrouw Y. N.a.v. een beschikking van de vrederechter, houdende dringende en voorlopige maatregelen, werd mevrouw Y. gemachtigd om in de gezinswoning te blijven wonen. De heer X. werd tevens veroordeeld tot de maandelijkse betaling van onderhoudsgeld en de betaling van de studiekosten van de kinderen. Hangende de echtscheidingsprocedure werd de heer X. veroordeeld om m.b.t. de gezinswoning naast de grondbelasting en de brandverzekering ook de hypothecaire schuld te betalen. De echtscheiding tussen de heer X. en mevrouw Y. werd finaal uitgesproken door het hof van beroep te Antwerpen bij arrest van 29 september 1998. Tijdens de echtscheidingsprocedure nam de heer X. de door hem betaalde alimentatievergoedingen, studiekosten, aflossingen voor de hypothecaire lening, premies voor de brandverzekering, onroerende voorheffing m.b.t. de gezinswoning en de monetaire waarde van de terbeschikkingstelling van de gezinswoning in aftrek.

Lees hier de volledige casus met bijhorende fiscale procedures en rechtsvragen. Een artikel dat verscheen in Tijdschrift voor Fiscaal Recht,  536 (febr. 2018), pp. 201-207