Print deze pagina

donderdag, 28 mei 2020

Belgische rechtspraak over belastingvrijstelling op buitenlandse spaardeposito’s gunstig voor belastingplichtige

De Belgische rechtspraak heeft zich recent opnieuw uitgesproken over belastingvrijstelling op buitenlandse spaardeposito’s. Volgens de rechtspraak kunnen buitenlandse spaarboekjes ook in aanmerking komen voor de belastingvrijstelling onder artikel 21,5° WIB – zelfs indien niet voorzien is in een dubbele vergoedingsstructuur.

De Belgische Administratie blijft de voorwaarden van artikel 21,5° WIB echter restrictief interpreteren en heeft dit zelfs nog uitdrukkelijk bevestigd in haar recente circulaire. De Administratie weigert in praktijk dan ook telkens de belastingvrijstelling op buitenlandse spaarboekjes.

De belastingplichtige zal bijgevolg de belastingvrijstelling op buitenlands spaardeposito’s steeds moeten bekomen via de rechtbank. Aangezien de recente rechtspraak aanhoudend in het voordeel van de belastingplichtige oordeelt, zijn de slaagkansen voor het bekomen van de vrijstelling op buitenlandse spaardeposito’s zeer waarschijnlijk – zelfs indien er geen vergoeding gelijkaardig aan de getrouwheidspremie wordt toegekend.

1. Fiscaal gunstregime spaarboekjes

Onder artikel 21, eerste lid, 5°, WIB 92 worden interesten op gereglementeerde spaarboekjes tot een bepaalde grens (nl. 990 euro voor inkomstenjaar 2020) vrijgesteld van roerende voorheffing en personenbelasting. Boven deze grens worden de interesten voordelig belast aan een tarief van 15% (art. 171, 3°quinquies WIB 92 en art. 269, § 1, 2° WIB 92), terwijl andere interesten onderworpen zijn aan een tarief van 30%.

Dit gunstregime is in principe ook van toepassing op interesten verkregen op spaarboekjes die bij banken in andere landen van de Europese Economische Ruimte (“EER”) aangehouden worden. Buitenlandse spaarboekjes komen enkel in aanmerking voor de vrijstelling indien ze aan analoge vereisten voldoen zoals vastgesteld in art. 21 WIB 92 en art. 2 KB/WIB 92. Zo is in art. 2 KB/WIB 92 bepaalt dat de vergoeding van de spaardeposito’s moet bestaan uit een dubbele vergoeding (een basisrente én een getrouwheidspremie). De fiscale administratie interpreteert deze voorwaarden restrictief, zodat zij de vrijstelling in de praktijk stelselmatig weigert voor buitenlandse spaarboekjes.

Het Hof van Justitie heeft echter geoordeeld dat het opleggen van een dubbele vergoedingsstructuur “eigen” lijkt te zijn aan de Belgische bankenmarkt. Hetgeen een belemmering van het vrij dienstenverkeer zou kunnen vormen. De beoordeling in concreto van een eventuele belemmering van het Unierecht wordt overgelaten aan de nationale rechter. (cfr. Fiscaal stelsel gereglementeerde spaarboekjes opnieuw onder vuur, Fiscoloog 2017, afl. 1525, p. 8).

2. Recente circulaire

De Administratie houdt in haar recente circulaire 2020/C/33 van 21 februari 2020 echter vast aan haar standpunt. De circulaire verduidelijkt onder meer wat volgens de Administratie verstaan moet worden onder het “gereglementeerd” karakter van een spaarrekening en de “analoge vereisten”.

De circulaire stelt dat de verplichting om een onderscheid te maken tussen een basisrente en een getrouwheidspremie voortvloeit uit de wil van de wetgever om tot sparen aan te zetten en om de spaargelden in de tijd te behouden. Het vormt dus een essentieel element van deze fiscale regeling. Een (buitenlands) spaardeposito die geen dubbele vergoeding bevat komt volgens de Administratie dus niet in aanmerking voor de vrijstelling aangezien er niet voldaan is aan “analoge vereisten”.

3. Rechtspraak

De Belgische rechtspraak volgt het standpunt van de Administratie echter niet en oordeelt telkens in het voordeel van de belastingplichtige. Ook uit recente uitspraken in hoger beroep blijkt dat de Administratie vaak in het zand bijt.

Hof van beroep te Antwerpen dd. 21 januari 2020 (2018/AR/1465)

De Administratie weigerde de vrijstelling op interesten verkregen op twee Nederlandse spaarboekjes omdat de spaarboekjes niet zouden voldoen aan de “analoge vereisten” inzake de dubbele vergoeding. Eén van de spaarboekjes (“Vermogens Spaarrekening” van de bank ABN-AMRO) voorzag nochtans in een dubbele vergoedingsstructuur (een basisrente én een bonusrente).

Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde (net als de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen) dat de "bonusrente” vergelijkbaar is met de Belgische getrouwheidspremie. Het enkele feit dat ook een bonusrente wordt toegekend op het bedrag dat tijdens het jaar wordt ingelegd (in tegenstelling tot de getrouwheidspremie in België), kan daar volgens het hof geen afbreuk aan doen. Artikel 21, 5° WIB92 stelt immers uitdrukkelijk dat de buitenlandse deposito’s aan “analoge vereisten” moeten voldoen als voor de Belgische spaardeposito’s en geenszins aan “identieke vereisten”. Dit laatste werd trouwens ook verduidelijkt in de bovenvermelde circulaire.

De “analoge vereisten” omvatten een vergoeding onder de vorm van “een getrouwheidspremie” - ongeacht de benaming – zonder dat de premie verbonden is met het behoud van de spaargelden over een periode van 12 opeenvolgende maanden. De “Vermogens Spaarrekening” komt volgens het hof dus wel degelijk in aanmerking voor de belastingvrijstelling onder artikel 21, 5° WIB 92.

De andere Nederlandse spaardeposito (“Direct Sparen”, eveneens bij ABN-AMRO) voorzag echter niet in een dubbele vergoeding. Door de afwezigheid van een getrouwheidspremie (of gelijkaardige vergoeding) had de rechtbank van eerste aanleg geoordeeld dat deze spaardeposito niet kon genieten van de belastingvrijstelling. Het hof van beroep oordeelt daarentegen dat het weigeren van de belastingvrijstelling omdat de spaardeposito niet in een dubbele vergoeding voorziet, een belemmering vormt van de vrijheid van dienstverrichting aangezien de toegang tot de Belgische bankenmarkt hierdoor aan bepaalde voorwaarden wordt onderworpen. Het hof van beroep steunt hiervoor op de argumentatie van het Hof van Justitie in het hierboven aangehaald arrest. Het hof oordeelt dat de Belgische Staat niet aantoont dat de dubbele vergoedingsstructuur geen voorwaarde zou zijn die “eigen” is aan de Belgische bankenmarkt. Dit kan volgens het hof in ieder geval niet worden afgeleid uit de vaststelling dat de “Vermogens Spaarrekening” wél in een vergelijkbare dubbele vergoeding voorziet.

Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde bijgevolg dat de interest genoten op beide Nederlandse spaardeposito’s in aanmerking komt voor de belastingvrijstelling onder artikel 21, 5° WIB92 en voor het verlaagde tarief van 15% boven de grens.

Hof van beroep te Gent dd. 17 maart 2020 (2019/AR/625)

De Administratie kon ook haar gelijk niet halen bij het hof van beroep te Gent. De Administratie weigerde de vrijstelling van artikel 21, 5° WIB92 te verlenen aangezien de vergoeding van de Nederlandse spaardeposito’s (Rabobank, Anadolu Bank, Credit Europe, ABN-AMRO en Lease Plan Bank) niet bestond uit een basisrente en een getrouwheidspremie.

Volgens het hof van beroep blijkt uit de directeursbeslissing en de syntheseconclusie van de Belgische Staat dat de voorwaarde van het samen bestaan van een basisrente en een getrouwheidspremie typisch is voor het Belgisch spaarboekje. Sterker nog, uit onderzoek zou blijken  dat géén enkele bankrekening bij een bank gevestigd in een andere EU-lidstaat of EER-staat voor de belastingvrijstelling van artikel 21, 5° WIB92 in aanmerking komt.

Het hof van beroep te Gent oordeelde dat het opleggen van een dubbele vergoedingsstructuur weldegelijk “eigen en typisch is aan de Belgische bankenmarkt” en bijgevolg een belemmering vormt van Europese vrijheid van dienstverrichting. Dergelijke belemmering kan niet worden gerechtvaardigd met het doel van consumenten- of spaardersbescherming.

Het hof van beroep besliste dat de Nederlandse spaardeposito’s analoge voorwaarden hebben als de gereglementeerde Belgische spaarrekeningen, zonder de onverantwoorde belemmeringen, zodat de ontvangen intresten wel degelijk in aanmerking komen voor de belastingvrijstelling zoals voorzien in artikel 21, 5° WIB92.

Rechtbank van eerste aanleg te Leuven dd. 13 september 2019

Ten slotte oordeelde ook de rechtbank van eerste aanleg te Leuven (Rb. Leuven 13 september 2019, 18/483/A) onlangs in het voordeel van de belastingplichtige door te besluiten dat interesten verkregen op twee Nederlandse spaarboekjes (“Rabo DoelSparen” en “Rabo InternetSparen”) kunnen genieten van de belastingvrijstelling.

Het arrest van het Hof van Justitie dd.  8 juni 2017 kan volgens de Leuvense rechtbank zelfs beschouwd worden als “een nieuw feit” in de zin van artikel 376, §1 WIB92, aangezien het Hof op essentiële punten een standpunt ingenomen heeft omtrent de verenigbaarheid van artikel 21, 5° WIB 92 en artikel 2 KB/WIB 92 met het gemeenschapsrecht. Op grond van dergelijk “nieuw feit” zou een procedure van “ambtshalve ontheffing” gestart kunnen worden, waardoor de fiscale vrijstelling nog gedurende een periode van 5 jaar kan geclaimd worden.

4. Conclusie

De Belgische rechtspraak oordeelt dat de belastingvrijstelling op spaardeposito’s ook kan gelden voor buitenlandse gereglementeerde spaarboekjes – zelfs indien niet voorzien is in een dubbele vergoedingsstructuur. De Administratie blijft echter vasthouden aan haar eerdere standpunt en heeft dit zelfs nog uitdrukkelijk bevestigd in haar recente circulaire. Uit de parlementaire vragen gesteld tijdens de Commissie voor Financiën en Begroting van 3 juni 2020 blijkt dat de minister van Financiën zich nog steeds achter de circulaire schaart, en de administratie momenteel de mogelijkheid tot het instellen van een cassatievoorziening aan het onderzoeken is.

De belastingplichtige zal de belastingvrijstelling op buitenlands spaardeposito’s bijgevolg steeds via de rechtbank moeten bekomen. Gelet op de gunstige rechtspraak voor de belastingplichtige en de argumentatie daarin ontwikkeld, zijn de slaagkansen voor het bekomen van de vrijstelling op buitenlandse spaardeposito’s zeer waarschijnlijk – zelfs indien er geen vergoeding gelijkaardig aan de getrouwheidspremie wordt toegekend. Daarnaast rijst de vraag of de praktijk van de administratie in overeenstemming is met het beginsel van loyale samenwerkingen onder het Unierecht.

Bart De Cock - Counsel (bart.decock@tiberghien.com)

Anouk Van der Mast - Associate (anouk.vandermast@tiberghien.com)