Print deze pagina

woensdag, 23 januari 2019

Familierechtelijke aspecten van het hervormde erfrecht

Door de wet van 31 juli 201, zoals gewijzigd door de wet van 22 juli 2018 (hierna: Erfwet), wordt de reeds lang beoogde hervorming van het erfrecht eindelijk gerealiseerd. Door de wijziging van de regels met betrekking tot de erfrechtelijke reserve en met betrekking tot de inbreng van giften en schulden, de versoepeling van het verbod op erfovereenkomsten en de herformulering van het evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot, de kinderen en andere bloedverwanten van de erflater brengt de wetgever het erfrecht bij de tijd en wordt een antwoord geboden op de toenemende diversiteit in samenlevingsvormen (in het bijzonder de toename van nieuw samengestelde gezinnen) en de wens van de burger tot grotere autonomie en keuzevrijheid.

In wat hierna volgt, stippen wij uitsluitend de belangrijkste familierechtelijke aspecten van het hervormde erfrecht aan. Hierbij komen aan bod de onderhoudsvordering van de ascendenten tegen de nalatenschap van de kinderloze erflater (II), de bekwaamheid om een erfovereenkomst te sluiten (III), het begrip 'stiefkinderen' in de globale erfovereenkomst (IV), de onterving van de langstlevende echtgenoot bij feitelijke scheiding en in het raam van een echtscheiding door onderlinge toestemming (V en VI) en ten slotte de vordering tot aanvulling van de verdeling ter vervanging van de vordering tot vernietiging op grond van benadeling van meer dan een vierde (VII). 

 

 

Lees hier de uitgebreide rechtsleer die verscheen in Tijdschrift voor Familierecht, 2018-10